‘The show must go on, maar politiek minder saai maken hoeft in deze tijden niet!’
Na bijna een jaar thuiswerken vanwege de coronapandemie, vertelt Wetenschappelijk Directeur Paul Nieuwenburg hoe het Instituut Politieke Wetenschap door de golven en lockdowns vaart: van transformatie tot bilocatie naar ‘nonlocatie’, lesgeven op het strand naar lesgeven aan ‘zwarte blokjes’ en over ambities in onzekere tijden. ‘Er zijn jaren nodig om goed te kunnen beoordelen wat de gevolgen zijn. Genoeg werk!’
Hoe heeft het instituut Politieke Wetenschap zich staande gehouden afgelopen jaar?
Ons instituut heeft een wat atypisch verhaal. Voor ons waren de omstandigheden vanaf de start al vol van verandering. Zo waren wij bezig met een gedeeltelijke verhuizing naar Den Haag omdat we onderwijs gaven op twee locaties, in Leiden en Den Haag. Na veel discussie zijn er Haagse werkplekken gekomen en zou dat de standplaats worden van een deel van onze collega’s. Daarnaast is door die nieuwe Haagse specialisaties ons instituut explosief gegroeid de afgelopen jaren. Deze schaalvergroting heeft ook geleid tot een toename in diversiteit onder de staf en studenten. Die complexiteit vereiste een andere organisatie en administratie. En de implementatie van de hervormingen die als reactie daarop volgde, viel op ongelukkig samen met de uitbraak van de pandemie.
Zette de globale crisis die hervormingen op losse schroeven?
Na al het voorwerk hebben we nu een jaar later inderdaad nog steeds niet ervaren hoe het is om fysiek op twee locaties te werken. Dat we in twee steden gingen werken was binnen het instituut een tijd lang een grote discussie. Door een hele perverse speling van het lot zitten we nu na die heftige tijd niet op twee locaties, maar allemaal in dezelfde digitale schuit. We gingen als het ware van bilocatie naar nonlocatie. Maar andere hervormingen die op stapel stonden hebben er voor gezorgd dat we in coronatijden geen andere koers hoefde te gaan varen dan we al deden.
Zo viel de Instituutsraad nieuwe stijl samen met het gedwongen online werken, maar kon de implementatie toch doorgaan. Ook zijn wij als nieuw Instituutsbestuur in de zomer aangetreden in een volstrekte online context – ik begon zelfs dit bestuur met iemand die ik nooit fysiek had ontmoet. Ik heb al redelijk wat bestuurd, maar dit was voor mij ook allemaal nieuw. Met ook nog een interim instituutsmanager die niet direct toegang kreeg tot relevante systemen was het geen vliegende start. Maar onze koers staat en hoewel de pandemie en het online werken zorgen voor een rare situatie, brengt deze situatie ook nieuwe inzichten. Met conferenties en vergaderingen zien we nu dat reizen niet altijd noodzakelijk is bijvoorbeeld. Het bewustzijn van het keuzerepertoire is nu groter.
Jullie waren dus al in beweging, hielp dat juist te storm te trotseren?
Door onze schaalvergroting hebben we continu te maken met nieuwe medewerkers. Er zijn veel buitenlandse collega’s bijgekomen, waardoor Engels ook steeds meer onze voertaal wordt. Een andere reactie op de groei is dat wij de structuur binnen het instituut hebben aangepast. Nu hebben we research clusters waarin de verschillende specialisaties zijn opgedeeld. Zo hebben we de kleinschaligheid weer teruggebracht, op zowel administratief als sociaal vlak. We zetten vooral in op die research clusters als ondersteunend subverband waarin collega’s zich snel thuisvoelen en snel in contact kunnen komen en kunnen samenwerken. In het cluster Nederlandse Politiek zijn er bijvoorbeeld jonge onderzoekers bezig met een centre waarin ze samenwerken met collega’s van andere faculteiten, met online webinars over de aankomende verkiezingen. Hier en daar heeft de wisselwerking met het online werken dat soort activiteiten juist ook een boost gegeven.
Is naast het online samenwerken ook het digitaal lesgeven een uitdaging voor het instituut?
Ik weet nog dat oud-vice-decaan Henk Dekker ooit tegen mij zei over online learning: ‘Het zou toch fantastisch zijn als een student gewoon op zijn laptop op het strand van Zandvoort college kan volgen.’ Toen grapte ik dat het geweldig zou zijn als ík dan dat college kon geven op het strand van Saint Tropez. Ik denk dat dit een tijd is waarin we de grote voor- en nadelen van de digitalisering van het onderwijs kunnen identificeren. Ikzelf mis het directe contact met studenten. Ik zit nu tegen zwarte blokjes op mijn scherm te praten, omdat niet iedereen de camera aanheeft. Dat vind ik niks, maar ik merk anderzijds dat hoorcolleges live geven me meer tijd en energie kost, dan dat ik het op mijn laptop doe.
Hoe proberen jullie de onderlinge verbinding meer te behouden in deze tijden?
Bij ons is vanwege het ongelukkige samenvallen van hervormingen en pandemie niet zozeer cohesie behouden maar nog meer hoe genereren we die, in een werkomgeving die op zoveel manieren anders en nieuw is. Daarvoor hebben we het ei van Columbus nog niet gevonden. Realiseren dat dingen tijd kosten is dan belangrijk. We hebben 'newsletters' en online introductiebijeenkomsten en voorstelrondjes voor nieuwe collega’s. Ook de 'Away Day', onze heidag, hebben we een online gehouden en verder zien we gelukkig dat er bottom up door medewerkers veel wordt georganiseerd; zoom cafés en interdisciplinaire lezingen, lunch seminars en seminars over online onderwijs. We zien zelfs dat de interne weddenschap die wij binnen het instituut altijd houden rondom verkiezingen nu online nog steeds plaatsvindt.
Waar lopen jullie medewerkers het meest tegen aan?
Als je begint bij een nieuwe werkgever en dat moet allemaal online, dat is natuurlijk vreselijk lastig. Zeker als je ook nog eens uit het buitenland komt en ook in sociaal opzicht afhankelijk bent van het instituut wanneer je in een nog vreemde omgeving thuis komt te zitten. Voor hen is het echt een lastige situatie. Maar we hebben ook collega’s die in het buitenland kunnen blijven en meer bij hun partner kunnen zijn en collega’s die het experimenteren met digitaal lesgeven eigenlijk heel erg leuk vinden.
Ik merk onder onze medewerkers dezelfde dingen die je in het algemeen ook ziet. Mensen hebben behoefte aan perspectief. In de eerste golf leek er een perspectief, dat we in het nieuwe collegejaar wel weer terug naar ‘normaal’ zouden gaan. Nu weten we niet waar het naartoe gaat. Als bestuur kunnen we soms niet veel meer doen dan een luisterend oor bieden. En dat is lastig, daar heb ik geen ander woord voor. Als je in het gebouw aanwezig bent, loop je over de gangen en schiet je even makkelijk een kamer in, je drinkt koffie. Dat kan spontaan. Ik ben zelf nogal een rondlopende bestuurder, dat kan nu dus niet.
Kunnen jullie politicologen ook juist genieten van deze globale crisis?
In deze tijden zitten we om stof niet verlegen, nee. Die pandemie is als object voor velen van ons zeer interessant met zoveel sociaal politieke implicaties. Op het gebied van internationale betrekkingen zijn er natuurlijk de rellen over de vaccins, de invloed op de implementatie van de Brexit, de machtsverhoudingen tussen de Verenigde Staten, Rusland en China. Daarnaast zijn er natuurlijk het crisisaspect van een globale pandemie en de eventuele electorale gevolgen.
Ik weet nog dat na acht jaar paars er hier posters hingen over paneldiscussies “Hoe kunnen we de politiek minder saai maken.” Die zullen we zeker nog een tijd niet terugzien. Alles wat nu speelt zal nog lang nagalmen. Ook als de pandemie voorbij is, zijn we er nog lang niet klaar mee. De sociaal economische repercussies, verkiezingen, de onzekerheid die volgt. Het geeft hetzelfde gevoel als toen het voormalige Oostblok implodeerde.
Er is jaren voor nodig om goed te kunnen beoordelen wat er allemaal is gebeurd en wat de gevolgen ervan zijn.
Hoe gaan jullie de toekomst tegemoet?
De hervormingen proberen we zo vloeiend mogelijk door te voeren. Studenten moeten het onderwijs krijgen waar ze recht op hebben. 'The show must go on', maar we moeten niet teveel willen, dat is in deze omstandigheden niet realistisch. Ik hoop daarom dat dat perspectief snel komt en dat onze medewerkers, ondanks alles, toch de mentale weerbaarheid hebben om hun privé leven op de rails te houden en dat ze van daaruit toch ook nog het nodige plezier in hun werk behouden. Bescheiden maar reële ambities, denk ik.
Tekst: Sabrina Otterloo