Van RAIO naar schrijver
Van RAIO naar schrijver, alumnus John-Alexander vertelt hoe een te verre plaatsing hem van gedachten deed veranderen en hoe het juridisch denken het schrijverschap in de weg zat.
Wat heb je gestudeerd en wanneer?
In Leiden heb ik rechten gestudeerd, van 2003 tot 2009. Ik ben afgestudeerd in rechtsfilosofie en strafrecht. Daarnaast studeerde ik geschiedenis aan de UvA (2004-2010). Dat zat zo: na een jaar verhuisde ik vanuit Leiden naar Amsterdam, en voor twee studies heen en weer treinen leek me wat veel van het goede.
Waarom heb je Leiden destijds gekozen? Was het wat je ervan had verwacht?
Voor Leiden koos ik echt omwille van de universiteit. Leiden had (en heeft volgens mij nog steeds) een sterke reputatie op het gebied van rechten. De stad kende ik eigenlijk niet. Mijn oriëntatie was altijd gericht geweest op Amsterdam. Misschien koos ik daarom ook wel een beetje voor Leiden: niet doen wat ‘de massa’ doet, maar gaan voor kwaliteit. Die massa bestond natuurlijk helemaal niet, en wat niveau betreft ontlopen Nederlandse universiteiten elkaar niet zo veel. Maar ik had een bepaald idee in mijn hoofd... Was het wat ik ervan verwachtte? Als ik eerlijk ben, ja en nee. De rechtenstudie vond ik over het algemeen boeiend, vooral de masters. In Leiden zelf kon ik echter niet aarden. De sfeer benauwde me. Alles was geconcentreerd rondom studentenverenigingen, en daar bestonden weer allerlei – geschreven en ongeschreven – regels en verwachtingen. En ook: er waren mensen die het bloedserieus namen. Daar kon ik allemaal niet zo goed mee leven. Daarom heb ik na enkele maanden mijn conclusies getrokken. Ik dacht: hier ga ik nooit gelukkig worden. Ik pakte mijn spullen en verhuisde naar Amsterdam. En toch had ik mijn tijd in Leiden niet willen missen.
Wat voor soort student was je? Is er een memorabel moment uit je studententijd dat je (durft/wilt) delen?
Ik nam het vrij serieus, dat allereerst. Ik kom niet uit een familie waar het gewoon was om laat ik zeggen acht jaar te studeren en ben geen kroegtijger. Dat aspect van het studentenleven heeft me ook nooit getrokken. Geconfronteerd met de reusachtige en bij tijden overweldigende vrijheid die het student zijn meebracht zocht ik juist houvast in regelmaat. Ik leefde niet als een monnik, maar ik besefte wel hoe bevoorrecht ik was en wilde er alles uit halen. Ik had honger naar ontwikkeling en kennis.
Er is niet één memorabel moment dat er met kop en schouders bovenuit steekt. Er zijn vele momenten die terwijl ik dit schrijf bij me opkomen, en ze hangen zeker niet allemaal nauw samen met studeren. Zoals die keer dat ik ’s zomers in Siena was voor een cursus Italiaans en zat ingekwartierd bij een familie. Mijn huisgenoot was een Portugese operazanger die daar een masterclass volgde. We hadden afgesproken om om de dag te koken. Dus toen het mijn beurt was ging ik naar de supermarkt en kocht gnocchi. Kende ik verder niet, maar ze leken op kleine aardappels – een mens leg zijn verbanden – dus ik dacht die kan je dus bakken. ’s Avonds goot ik wat olie in een pan, verhitte die en deed vervolgens de gnocchi erin. Komt mijn huisgenoot binnen: ‘WAAR BEN JIJ IN VREDESNAAM MEE BEZIG? Ben je GNOCCHI AAN HET BAKKEN? GEBAKKEN GNOCCHI?!’ Hij bulderde van het lachen, vouwde dubbel en kwam zowat een kwartier niet meer bij. Gebakken gnocchi. Daar stond ik dan met mijn twee studies.
Dat was Siena. Er is ook Parijs. Daar ging ik via de Universiteit Leiden op uitwisseling. Het zou de dierbaarste periode uit mijn leven worden. Ik maakte kennis met de rijkdom van de Franse culturele wereld, en ontdekte ik mede dankzij de mensen die ik ontmoette – en die goede vrienden zouden worden – voor het eerst wie ik echt was. Al duurde het nog even voordat ik het doorhad.
Is er een docent/vak/college/student die je specifiek herinnert en waarom?
Zonder twijfel is dat Prof. Andreas Kinneging. Ten eerste omdat ik me al vrij snel realiseerde dat er iemand voor me stond die zich niet een kluitje in het riet liet sturen. Die openstond voor een gedachtewisseling van het type waar de universiteit volgens mij voor is bedoeld, maar die het ook gewoon tegen je zei als hij meende dat je slordig had nagedacht of als je je redenering niet genoeg uitwerkte. Het feit dat hij zelf een sterke overtuiging had vond ik prikkelend: eindelijk eens iemand die niet zegt dat het A,B,C of D kan zijn, maar die beargumenteert waarom het A is. Ik denk dat je je juist dan gaat afvragen of dat wel zo is, en gaat nadenken. Kinneging was echt bevlogen op een manier die je op de rechtenfaculteit niet vaak zag, omdat de meeste vakken toch redelijk technisch van aard waren. Hij straalde uit dat hij niet alleen een diep respect koesterde voor de denkers die hij in de werkcolleges behandelde, maar ook voor het ambachtelijke aspect van lezen en schrijven. En hij was genereus met zijn aandacht.
Dat is de Andreas Kinneging die ik me herinner. Of dat dezelfde Kinneging is anno 2021, dat weet ik niet. Overigens is er één ding wat me misschien nog het meest is bijgebleven. Ik sprak hem een keer over studeren en de waarde van diploma’s. Toen zei hij: ‘Sommige mensen zijn heel hoog opgeleid, maar ze hebben nooit iets geleerd.’ Op de een of andere manier heb ik die uitspraak nooit kunnen loslaten, en is zij nu en dan zelfs een soort spiegel voor me geweest: wat heb ík geleerd?
Is er iets dat je, met de kennis van nu, had willen kunnen volgen tijdens je rechtenstudie? Bv een specifiek vak dat niet werd gegeven, of juist een stage of iets anders dat je hebt gemist?
Ik miste de praktische kant van de studie. Zeker in de masteropleiding strafrecht. Leuk dat je leert over allerlei baanbrekende interpretaties door de Hoge Raad en ook wat deze of gene A-G ervan vond, maar dat heeft uiteindelijk weinig te maken met wat een strafpleiter of officier op dagelijkse basis doet. Toen ik RAIO werd had ik nul ervaring met het opstellen van een tenlastelegging. Niet erg, bijna alles is in de praktijk te leren (al moet je in het Nederland van vandaag voor elke nagelschaar een diploma hebben), maar het betekende wel dat ik niet een hele goede of realistische voorstelling van zaken had van het werk van een officier. Natuurlijk had ik mensen gesproken, maar het zelf meemaken is toch echt iets anders. Dat kan tijdens een stage, maar waarom niet ook tijdens de studie? Hetzelfde geldt overigens voor rechters: als ik het simpel zeg dan draaien die mensen er achter elkaar dossiers doorheen. Het gaat maar door. Rechters werken keihard en onze rechtbanken zijn rechtsfabrieken. Maatwerk? Ja, natuurlijk, maar die politierechter moet wel 15 zaken afdoen op een dag, anders stokt de machine. Daar mag wat mij betreft op de universiteit wat meer aandacht voor komen: wat doe je nu eigenlijk als officier/rechter? Is een intellectuele en/of brede vorming op de universiteit daarvoor noodzakelijk? Het gros van de strafzaken is juridisch helemaal niet ingewikkeld. Het gaat er vooral om de relevante feiten vast te stellen. Om de knuppel in het hoenderhok te werpen: de rechtenstudie kan korter en gerichter.
Afgezien van deze bredere kritiek miste ik twee concrete dingen. Ten eerste – een beetje met de kennis van nu – een vak als milieustrafrecht. In de wereld waarin we leven is die richting echt broodnodig, en hebben we behoefte aan specialisten die erop zijn toegerust om naleving door met name bedrijven van bestaande en nieuwe regels af te dwingen. Ten tweede: aandacht voor schrijven.
Kun je uitleggen/toelichten hoe jouw carrièrepad is verlopen. Je hebt natuurlijk een interessante weg belopen van RAIO naar docent naar schrijver. Wat had je voor ogen toen je aan je rechtenstudie begon? Wanneer is je 'doel' veranderd en wat heeft het getriggered?
Tijdens mijn rechtenstudie leek rechter mij een prachtig beroep, al lag mijn hart altijd bij literatuur. Het hoofd overheerste het hart: rechter was geen vage baan maar een mooi, robuust beroep en je kon echt iets betekenen in de maatschappij. Wie zegt daar nou nee tegen?
Als Raio merkte ik echter al snel dat ik mijn intellectuele belangstelling niet kwijt kon in het beroep. Wat mij het meest interesseerde aan een strafdossier was het verhaal – wat is er gebeurd en met wie hebben we te maken? – en niet de juridische kwalificatie daarvan. Daar viel op zich nog wel mee te leven, maar er speelden ook praktische zaken. Zo hoorde ik pas op het allerlaatste moment na de selectieprocedure dat alleen nog plek was bij de rechtbank in Maastricht. Daar werd ik geplaatst en had het daar moeilijk mee. Maastricht is een mooie stad, maar ik miste mijn vrienden en ook Amsterdam enorm, en het vooruitzicht vier jaar te moeten blijven deprimeerde me. Uiteindelijk besloot ik om iets anders te gaan doen. Aangezien verhalen en geschiedenis me aan het hart gingen... belde ik mijn vroegere geschiedenisleraar op en vroeg hem of ik stage mocht lopen. Dat mocht. En het beviel. Zodoende werd ik leraar. Ik bleef literatuur lezen, en voelde intussen steeds sterker de drang om zelf te creëren. Ik begon korte verhalen te schrijven. Toen viel het muntje: dit is wat ik wil doen. Wat ik moet doen.
Volgend jaar verschijnt mijn derde roman, maar ik ben daarnaast bezig met een ander initiatief. Samen met een vriend richt ik een onderneming op, op het gebied van duurzaam reizen. Kortgezegd gaan we ons richten op Romereizen van middelbare scholen (gymnasia): een reis die we zelf zowel als leerling als begeleider maakten en die voor ons een ongelooflijke verrijking was. Aan de instandhouding van die traditie willen we graag een steentje bijdragen.
Heb je nog iets aan je rechtenstudie in je huidige baan? Zo ja, wat precies en waarom?
Niet direct, maar bij het lesgeven helpt het wel om onderwerpen te analyseren en klein te maken. Een beetje zoals je ook een juridische casus als het ware moet demonteren om tot de kern te kunnen doordringen. De kern isoleren van de ruis. Is dat niet sowieso waar het in het leven om gaat?
Bij het schrijven zat mijn rechtenstudie me vooral in het begin nogal eens in de weg. Een verhaal of romanscène is nu eenmaal geen pleitnota, en wat werkt in een juridisch stuk werkt vaak juist weer niet in een roman. Een roman is als een T-shirt, een pleitnota eerder als een driedelig pak, met zakhorloge. Toch zijn er ook wel overeenkomsten. Het gaat in beide gevallen om schoonheid en helderheid. En in beide gevallen valt of staat de inhoud met de vorm.
Kom je nog wel eens in Leiden of op de universiteit? Waarom wel of niet? Is er iets waarvoor je direct zou komen? We zijn een Leiden Law Academy aan het oprichten, is er een bepaalde opleiding in het kader van life long learning dat je graag zou volgen/willen?
In Leiden kom ik zeker nog wel eens, om mijn promotor (prof. Henk te Velde) te bezoeken: sinds een aantal jaar werk ik aan een proefschrift over de eind negentiende -eeuwse Franse democratie. Op de rechtenfaculteit kom ik echter zelden. Maar ik zag onlangs dat Antje Krog binnenkort gastschrijver wordt. Dat was meteen een impuls om te kijken of ik iets van haar kan bijwonen. Uiteindelijk zijn het de mensen die inspireren. Wat ik zelf zou volgen/willen? Ik denk dat veel studenten/alumni baat zouden hebben bij een goede schrijfcursus... Wat werkt? Wat werkt niet? Technieken, etc.
Wat voor impact heeft deze Coronatijd voor jou?
Ons zoontje sliep een flinke tijd slecht, in alle windrichtingen had ik te maken met buren die hun huis aan het renoveren waren en ik moest mijn klassen opeens lesgeven via een beeldscherm, terwijl mijn uitlaatklep – de sportschool – niet beschikbaar was. Het kan allemaal een stuk erger, maar ideaal was het niet per se...
Je hebt waarschijnlijk weinig vrije tijd, maar er is er toch een Netflix of andere zender film of serie of boek dat je absoluut wilt aanraden aan je mede alumni?
Leuke vraag! Tal van titels schieten me te binnen, maar ik kies toch voor Seaspiracy (Netflix), omdat het een ongelooflijk urgente documentaire is die een goed bewaard geheim blootlegt: de realiteit van de visserij. Misschien komt het doordat ik vader ben, maar ik zie het als onze grootste uitdaging als mensen om deze aarde op een zo duurzaam mogelijke manier te bewonen en door te geven aan volgende generaties, omdat we er slechts te gast zijn. Laten we dus zo min mogelijk kapot maken. En niet wegkijken als anderen dat wel doen.