‘Het jeugdbeschermingsstelsel is echt niet op orde’
De Tweede Kamer debatteerde donderdag over de uithuisplaatsingen van kinderen in gezinnen die door de toeslagenaffaire in de problemen zijn gekomen. Vier Leidse wetenschappers waren voor dit debat door de Tweede Kamer gevraagd om hun kennis te bundelen in een overzichtelijke factsheet.
Toeleverancier van de feiten in het debat waren hoogleraar Mariëlle Bruning, universitair docent Kartica van der Zon van de afdeling Jeugdrecht en hoogleraar Lenneke Alink en universitair docent Sabine van der Asdonk van Pedagogische Wetenschappen. Mariëlle Bruning vertelt over deze bijzondere opdracht.
Beschouwt u het als een belangrijke taak voor de wetenschap om politici van de juiste informatie te voorzien?
‘Dat vinden wij zeer belangrijk. Wij wetenschappers horen een bijdrage te leveren aan het publieke debat en moeten daar bouwstenen voor aanleveren. We hebben deze opdracht dus graag op ons genomen en zijn ook echt blij dat het nu zo veel publieke aandacht krijgt. Want daar is het ons om te doen: zorgen dat mensen de feiten kennen. Ik stop daar persoonlijk veel energie in, door een groot netwerk te onderhouden met de rechtspraktijk en de uitvoeringspraktijk. Niet alleen om iets te brengen maar ook om te vragen wat volgens hen onderzocht moet worden.’
Hoe is deze opdracht bij jullie terecht gekomen?
‘Het verzoek kwam via de Dienst Parlement en Wetenschap. Ik wist voor die tijd niet dat die bestond, maar bij deze dienst kunnen Tweede Kamerleden verzoeken voor wetenschappelijke kennis indienen. De dienst gaat dan op zoek naar de specialisten. Dus toen er een verzoek kwam voor wetenschappelijk relevant inzicht over uithuisplaatsingen kwamen ze bij mij terecht. Wat ook logisch is aangezien alleen de Leidse Universiteit een afdeling Jeugdrecht heeft.’
‘En wij werken dus graag mee aan zo’n factsheet. Niet alleen omdat het onze taak is maar ook omdat er echt wat aan de hand is rondom die uithuisplaatsingen. Daar komt nog eens bij dat het leuk is dat het eens andersom gaat: dat wij gevraagd worden om onze inzichten te delen. Normaliter moeten wij proberen om ons onderzoek onder de aandacht te krijgen.’
Konden jullie gemakkelijk tijd vinden voor zo’n factsheet?
‘Dat is wel een puzzel. We werden eind vorig jaar in het najaar benaderd of wij er in januari de eerste maanden van dit jaar tijd voor hadden. We hebben toen ons uiterste best gedaan om wat ruimte vrij te maken. We hoefden er geen nieuw onderzoek voor te doen, het is een bundeling van huidige relevante inzichten. Maar je moet dus wel tijd kunnen vrijmaken bij twee afdelingen want Pedagogische Wetenschappen deed ook een deel. Gelukkig werken wij, Jeugdrecht en Pedagogische Wetenschappen, veel vaker samen. Dus dat gaat inmiddels heel soepel.’
U verwees al naar de problemen rondom uithuisplaatsingen. Wat zijn de grootste zorgen?
‘Er is veel mis. En er is veel meer onderzoek nodig. Gedragswetenschappelijk onderzoek vooral. Kinderen worden over het algemeen namelijk niet beter van de manier waarop wij uithuisplaatsingen uitvoeren. Dat is een schokkende constatering. Waar dat door komt? Het besluit tot uithuisplaatsing is over het algemeen vaak wel nodig. Daar zit het ‘m niet in. Maar wel in wat er daarna gebeurt. Als een kind eenmaal op een andere plek gaat wonen leidt dat vaak tot heel veel meer andere woonplekken. Het aantal risicofactoren neemt daardoor enorm toe. Dat mag niet.’
‘Andere zorg is de positie van de ouders en de kinderen. Hoe worden zij beschermd tegen een machtig overheidsapparaat. Ook dat is niet goed geregeld. En dat moet wel gebeuren want een ingrijpender maatregel dan uithuisplaatsing kun je niet bedenken.’
Zit u tijdens het Kamerdebat dan op het puntje van uw stoel te luisteren of het de goede kant op gaat?
‘Nee daar hebben we de tijd niet voor. Ik hoor of lees de uitkomsten later wel. Maar we hopen wel dat er verandering komt want het jeugdbeschermingsstelsel is echt niet op orde. Dat weten we overigens al jaren maar er is in de coronatijd niets veranderd. Dat is des te wranger als je bedenkt dat de pandemie een behoorlijke wissel op de thuissituatie heeft getrokken. Overigens hoop ik nu dat de Tweede Kamer nog even twee maanden geduld heeft. Dan publiceren we namelijk de evaluatie van de Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen. En daar zitten veel juridische handvatten in voor verandering. Want dat het anders moet is duidelijk. Voor die tien procent van de kinderen in Nederland waarmee het slecht gaat zorgen we echt veel te slecht.’
Tekst: Marijn Kramp
Foto: iStock