175 jaar Grondwet: ‘De droogheid zorgt voor het succes’
175 jaar geleden zette Nederland met een vernieuwde Grondwet grote stappen op weg naar een parlementaire democratie. Hoe staat de Grondwet er nu voor?
‘Eigenlijk was de Grondwet in 1848 een herziening van een oudere wet’, nuanceert hoogleraar Henk te Velde het belang van 1848. ‘In 1798 had de Bataafse Republiek al een staatsregeling gekregen, die fungeerde als grondwet. Toen Nederland een koninkrijk werd, is er een nieuwe grondwet gekomen. De versie van 1848 is een aangepaste versie hiervan. Dat juist die aanpassing iconisch is geworden, komt omdat hierin voor het eerst de ministeriële verantwoordelijkheid is vastgelegd, net als de rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer. Dat zijn allemaal zaken die nooit meer zijn veranderd.’
Succesvol door saaiheid
Dat de Grondwet al zo lang meegaat, komt volgens Te Velde door de droogheid van de wet. ‘De Bataafse Grondwet was een strijddocument met een lange openingszin over volkssoevereiniteit, zoals de Amerikaanse Grondwet dat ook heeft. De huidige Grondwet is meer een element van staatsinrichting, vol regeltjes waarvan ik vroeger op school dacht: wat kunnen mij die schelen?’
Veel Nederlanders lijken die opvatting te delen en nauwelijks te weten wat er precies in de wet staat. ‘Je kunt het jammer vinden dat mensen er niet net als in Amerika een haast romantisch gevoel bij hebben’, zegt Te Velde. ‘Mensen kennen vaak alleen de eerste artikelen met grondrechten die pas in 1983 vooraan zijn gezet. Daar wil nog weleens discussie over ontstaan, bijvoorbeeld toen Pim Fortuyn zei dat hij vrijheid van meningsuiting belangrijker vond dan het anti-discriminatieartikel, maar de rest van de wet is toch vooral een juridisch middel. Daardoor ontstaat er zelden heibel over onze Grondwet.’
Tweederdemeerderheid
Volgens Te Velde kan de Grondwet dan ook nog wel een tijdje mee. ‘Als je kijkt naar de partijprogramma’s voor de komende verkiezingen, zie je eigenlijk maar twee thema’s waarvoor een herziening nodig zou zijn: de afschaffing van de monarchie bij GroenLinks/PvdA en een versterking van de regionale politiek bij Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt. Het is bijna zeker dat dit niet lukt, omdat je daar zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer een tweederdemeerderheid voor nodig hebt.’
Door die grote benodigde meerderheid blijven we in Nederland soms wat ‘doormodderen’ vindt Te Velde. ‘Toen Thorbecke de grondwet opstelde, heeft hij de band tussen de lokale gemeenschap en de nationale politiek heel bewust verder losgemaakt door te kiezen voor een systeem met grote kiesdistricten en tegen de invloed van conservatieve lokale notabelen. In 1917 is dat versterkt door de evenrededige vertegenwoordiging. Daardoor hebben mensen minder een band met hun volksvertegenverwoordiger dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk. Je ziet dat de politiek daarmee worstelt, maar ook dat veranderingen lastig zijn.’
Toch hoeft dat geen teken te zijn dat het systeem op de schop moet, vindt hij: ‘De Brexit in datzelfde Verenigd Koninkrijk is er gekomen met een minimale meerderheid. Dan kun je je toch afvragen of het niet beter is om voor fundamentele wijzigingen een substantiële meerderheid te moeten hebben.’