'Ouders in complexe scheidingsproblematiek doorgaans geen slechte opvoeders'
Het Algemeen Dagblad berichtte onlangs over een zaak waarbij een 11-jarige jongen uit huis van zijn moeder werd geplaatst. Volgens de kinderrechter zou de moeder onvoldoende hebben meegewerkt aan ‘de noodzakelijke hulpverlening ten aanzien van gezamenlijk ouderschap’. Het kind woont nu bij zijn vader, die Brigit al vóór zijn geboorte had verlaten.
In het AD komt hoogeraar Jeugdrecht Marëlle Bruning aan het woord naar aanleiding van deze zaak. Zij noemt uithuisplaatsingen bij complexe scheidingen ‘uiterst problematisch’. 'Ik ken dit dossier niet, maar ik heb het gevoel dat men in de casus van Perry te ver is doorgeschoten. Ouders zijn in complexe scheidingsproblematiek doorgaans geen slechte opvoeders. Het probleem zit hem in de omgang tussen ouders. De vraag is dan: hoe ver moet je gaan om omgang te faciliteren? Voor een kind is dat erg ingewikkeld.'
Ze vindt daarom dat terughoudendheid moet worden betracht met uithuisplaatsingen. 'Zo’n besluit is heel traumatisch voor de achterblijvers. Ouders hebben het idee dat alles wat ze doen onder een vergrootglas wordt gelegd en dat ze aan veel meer eisen moeten voldoen dan ouders van wie de kinderen gewoon thuis wonen.'
Na een uithuisplaatsing belanden ouders dikwijls ‘in een traject zonder terugweg’. 'Kinderen worden vaak niet teruggeplaatst. Gelukkig gaan kinderrechters, mede door invloed van de toeslagenaffaire en het debat over de jeugdzorg, het laatste jaar kritischer om met verzoeken voor thuisplaatsingen.'