Universiteit Leiden

nl en

Hoogleraar Jos Schaeken: 'Ik wist amper waar Leiden lag, maar toch wilde ik erheen'

In de reeks Pioniers van de Universiteit Leiden laten we (voormalige) studenten aan het woord die als eerste in hun familie naar de universiteit gingen. In deze derde aflevering: decaan van de Honours Academy en hoogleraar Slavische en Baltische talen en cultuurgeschiedenis Jos Schaeken (1962): 'Ik wist amper waar Leiden lag en heb het daadwerkelijk opgezocht op de landkaart, maar toch wilde ik erheen.’

Mohammed El Baroudi (1995) is trainee bij de Universiteit Leiden, was zelf eerstegeneratiestudent en gaat op zoek naar verhalen van pioniers van de Universiteit Leiden. Dit is zijn derde artikel in de reeks.

De warme kopjes koffie staan nog maar net op tafel of Jos Schaeken buigt zich richting een flipover en begint een plattegrond uit te stippelen. Limburg, Noord-Brabant, Eindhoven, de grens met België en ergens daar tussenin volgt een stipje: ‘Dit vlekje, hier ben ik opgegroeid.’ Op zijn werkkamer bij de Honours Academy in het gebouw van de Oude Sterrewacht in Leiden ontvouwt zich vervolgens een even beeldend als inspirerend gesprek.

Schaeken groeide op in het Noord-Brabantse gehucht Dorplein, tegenwoordig een dorp genaamd Budel-Dorplein. Destijds een typisch arbeidersgehucht uit de jaren zestig van een nog florerende zinkindustrie. De Waalse fabrikantenfamilie ‘Dor’ – van het Franse d’or (goud) – bouwde omstreeks 1892 een zinkfabriek in het veengebied tussen Budel en Weert, aan het randje van de provincie Limburg. In het dorpje woonden arbeidsmigranten uit Wallonië en Zuid-Europa, voornamelijk Italianen en Spanjaarden, die er allemaal in de fabriek werkten. ‘Daar was het dorp ook voor gebouwd, het huisvesten van deze arbeiders. Je merkte zelfs destijds niets van de landsgrenzen. Je keek uit op de Belgische velden en als onze voetbal net te ver doorstuiterde, belandde die zo in België. Er was weliswaar een Belgische grenspost, maar die was zo goed als permanent onbemand.’ 

Moeder en vader Schaeken

Vader Schaeken schepte in de fabriek steenkolen voor in de ovens en had er nog een tweede baan als boswachter naast. Hij was ongeschoold en begon zo vroeg als op zijn tiende al met werken. ‘Schrijven kon hij zeer moeizaam, maar hij had zichzelf redelijk goed leren lezen. De Volkskrant was voor hem dan ook dagelijks leesvoer.’ Al was het bijna zo dat je in de streek ‘automatisch’ katholiek werd, licht Schaeken toe, was zijn vader dat juist niet: ‘Het stak hem dat de kerk een uitzondering maakte op de zondagsrust, zodat de industrie door kon draaien. Dat vond hij hypocriet.’ Zijn moeder was wel katholiek en huisvrouw destijds in het gezin met vier dochters en één zoon. Beide ouders kwamen oorspronkelijk uit het Limburgse Weert, als nazaten van boeren en tuinders. 

Portret van Jos Schaeken
Jos Schaeken in de Hortus bij de Oude Sterrewacht

Talige mengelmoes

De omgeving waar Schaeken in opgroeide was hoe dan ook een talige grensregio. Het Frans uit nabijgelegen Wallonië, Duits, Nederlands en uiteraard de lokale dialecten. ‘Vader sprak bijvoorbeeld ook een soort van Waals. Mijn moedertaal was het Limburgse dialect en op school leerden wij Nederlands. Het dialect heeft veel verwantschap met het Duits, wat wellicht ook verklaart waarom ik nu nog inschat dat mijn Duits beter is dan mijn Engels. Ik schreef mijn proefschrift zelfs nog in het Duits.’

De arbeidersgezinnen die uit het buitenland kwamen, zorgden voor een nog diversere mengelmoes aan talen en culturen in het dorp, die Schaeken eigenlijk als vanzelfsprekend zag. ‘Een goede vriend en collega van mijn vader was Italiaan en sprak nauwelijks Nederlands, ondanks dat ze veel met elkaar omgingen. Ik weet tot op de dag van vandaag eigenlijk niet goed hoe zij met elkaar konden communiceren, maar het werkte.’ 

Bourgondisch leven van weinig

Rondkomen deden de meeste mensen in Dorplein van weinig, maar toch ging dat zo min mogelijk ten koste van het bourgondische karakter van het leven. ‘We hadden weinig uit te geven, maar ons gezin was harmonieus en wij hadden altijd goed te eten.’ Een groot verschil met de cultuur in de Randstad, zou later blijken voor Schaeken: ‘In Calvinistisch Nederland leek eten wel een bijzaak, iets wat maar gedaan moest worden, minimalistisch. Bij ons in het dorp nam je er de tijd voor, je ging ervoor zitten.’

‘Wij schrokken van mijn gymnasiumadvies, daar hadden wij thuis nooit aan gedacht.’

Onverwachts advies

Schaekens ouders hoopten tegen het einde van zijn basisschooltijd wel dat hij goed kon leren en een kantoorbaan zou kunnen krijgen. Niet per se omdat het prestigieus was: ‘Ik ben geboren met een erfelijke huidaandoening en mijn ouders wisten dat ik beter geen zwaar fysiek arbeid kon verrichten.’ Onterechte zorgen, want geheel onverwachts bleek Schaeken een ware bolleboos te zijn en verkaste hij naar het Bisschoppelijk College in Weert. ‘Wij schrokken van mijn gymnasiumadvies, daar hadden wij thuis nooit aan gedacht.’ Het verklaarde wel waarom Schaeken zich stierlijk verveelde op de basisschool, met bijzondere gevolgen van dien: ‘Josje’ mocht naast zijn tafel staan, omdat hij amper stil kon zitten op zijn stoel. Een aangeleerde gewoonte die zijn onderbewuste nooit heeft losgelaten: ‘Als ik in Rusland kom spreken, waar normaal gesproken alles zittend wordt gedaan, houden ze tegenwoordig rekening met mij en krijg ik genoeg ruimte om rond te dwalen tijdens het praten’, zegt hij met gevoel voor zelfspot.

'Redelijk willekeurig'

Eindexamenjaar had Schaeken in 1980 en het was verre van duidelijk wat hij wilde studeren. ‘Mijn ouders hadden zelf geen sterke voorkeur, maar suggereerden wel dat ik goed was met talen en daar misschien iets mee zou kunnen doen.’ Wellicht klassieke talen, dat was in de jezuïtische contreien van zijn middelbare school wel een prestigieuze aangelegenheid, Grieks of Latijn studeren. 

Het moest hoe dan ook een nieuwe taal worden, het liefst ook een grote wereldtaal. Het had net zo goed Arabisch of Chinees kunnen zijn geweest, maar de keuze viel op het Russisch. ‘Redelijk willekeurig dus’, geeft Schaeken toe. Wel was het zo dat de Leidse hoogleraar Slavische letterkunde Karel van het Reve, met zijn indrukwekkende essays, de interesse wekte bij Schaeken: ‘Ik las ontzettend veel van zijn werk, dat zal vast wel hebben bijgedragen aan mijn keuze’.

De beslissing om te studeren in Leiden nam Schaeken stelliger, maar evenmin met een ingewikkeld motief. ‘Het was grotendeels een onderbuikgevoel. Ik wist amper waar Leiden lag en heb het daadwerkelijk opgezocht op de landkaart, maar toch wilde ik erheen.’ Een inspirerende voordracht van een docent tijdens een open dag in het toen nog behoorlijk nieuwe Gorlaeus-gebouw gaf de doorslag. ‘Ze zeiden weleens dat in Leiden met al zijn talenstudies de zon nooit ondergaat, dat levendige eraan heb ik zeker beleefd daar.’

Hoge leercurve

Eenmaal op de universiteit begon Schaeken als een onbeschreven blad aan zijn studieloopbaan: ‘Ja, een soort van tabula rasa. Minerva of welke andere willekeurige vereniging dan ook, daar had ik nooit van gehoord.’ Met het bemachtigen van een kamer aan het Flanorpad in Leiden, begon naast de academische ontdekkingstocht, ook een sociale. ‘Etiquette, bij wijze van spreken met mes en vork eten, dingen die hier heel vanzelfsprekend waren en zijn. Daar gingen wij thuis heel anders mee om. Uiteindelijk kreeg ik zelfs een vriendinnetje dat lid was van Minerva.’

Portret van Jos Schaeken
'Geïnspireerd door mijn achtergrond, waar ik trots op ben.'

'Wablief?'

Destijds schaafde Schaeken zichzelf beetje bij beetje bij, om zijn eigen plek te claimen. ‘Ik zei weleens ‘wablief’, dan moest iedereen keihard schaterlachen. Je gaat overal op letten bij jezelf.’ Zijn studieresultaten waren gelukkigerwijs van een dergelijke hoogte, dat hij genoeg tijd en energie had voor de sociale zoektocht. Hij doorliep alles zo goed als fluitend en promoveerde uiteindelijk op 24-jarige leeftijd, gevolgd door een vierjarige postdoctorale fellowship in Leiden en Los Angeles.

Toeval

Het pionieren dat Schaeken als jongeling heeft moeten doen spreekt boekdelen en is tastbaar.  Verhuizen naar een plek ruim tweehonderd kilometer verderop. Nota bene een plek die je alleen uit boeken kent, moest opzoeken op de landkaart, en waar je uit het niets eigenhandig een sociaal en academisch leven uit de grond moest stampen. Met succes, maar zoals Schaeken zelf zegt: ‘Je hebt zeker geluk nodig. Dat het toeval aan jouw kant staat. Ook al is het vaak lastig te accepteren, toeval blijft één van de parameters voor succes. Blijf daar open voor staan.’

Meester-gezel relaties

De wil om er alles uit te halen is een rode draad door zijn studieloopbaan, ondanks dat hij niet wist wat hij wilde worden: ‘Ik wilde hoe dan ook het maximale bereiken.’ Na de vraag wat het precies was dat deze wil, het talent en het toeval samenbracht tot een succes, volgt een moment van peinzen. Waarna een ondubbelzinnig antwoord volgt: ‘Meester-gezel relaties, zonder twijfel. Die gun ik alle pioniers.’

Spontane relaties met voorbeeldfiguren uit het onderwijs, die de juiste vragen stellen op de juiste momenten: ‘Vragen waarop je misschien bij verre na het antwoord nog niet hebt, maar die toch essentieel zijn. Deze personen die dit doen, ongeforceerd, zetten je aan het denken.’ Schaeken heeft er zelf meerdere gehad, van het gymnasium tot aan de universiteit, waar professor Frits Kortlandt wel wat in hem zag, en ziet de gesprekken met deze personen als katalysator voor die factoren voor succes. ‘Op cruciale keuzemomenten, de gang naar de middelbare school, studiekeuze, bij het promoveren. De aandacht van een toevallige passant met een open blik die jouw potentie herkent.’

Vrijheid en rentmeesterschap

Het studeren heeft voor Schaeken vooral vrijheid gebracht, die zijn ouders bijvoorbeeld niet hadden, maar zijn achtergrond neemt hij altijd mee. ‘Kennis is vrijheid. Vrijheid die verre van vanzelfsprekend is in de wereld van de zinkfabriek. Door alles wat je leert bij het studeren, helemaal wat talen betreft, kan je de wereld beter vastgrijpen en ontdekken.’ Vanuit zijn achtergrond neemt hij het belang van nuttig-zijn en streven naar het maximale mee: ‘Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets miste tijdens mijn jeugd, maar ik ben tot mijn 18e nooit op vakantie geweest, omdat daar geen geld voor was. Het is belangrijk dat mijn kinderen dat perspectief meekrijgen.’

Rentmeesterschap in de academische wereld is voor Schaeken van essentieel belang, duurzame kennisoverdracht: ‘Dat doe ik op de universiteit door mijn kennis door te geven en een omgeving te creëren waarin studenten vrij en onbevangen durven zijn. Geïnspireerd door mijn achtergrond, waar ik trots op ben. Hoe dan ook, problematiseer jouw achtergrond niet.’

Tekst: Mohammed El Baroudi
Beeld: Melissa Schriek

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.