Onderzoekers nog te terughoudend met transdisciplinaire samenwerking
De uitdagingen van de 21e eeuw zijn te groot om zonder wetenschappelijke kennis te lijf te gaan. Denk maar aan klimaatverandering, de energietransitie, sociale ongelijkheid of corona. Bijzonder hoogleraar Maatschappelijke waarde van wetenschap Laurens Hessels pleit daarom voor meer transdisciplinaire samenwerking. ‘Onderzoekers zijn nog te terughoudend in het opzoeken van dit soort samenwerkingen. Terwijl daar juist de sleutel ligt voor grote maatschappelijke problemen.’ Oratie 24 juni.
Het gebeurt nog te vaak dat wetenschappers pas na afloop van een onderzoeksprogramma met de mensen uit het veld om tafel gaan om hun resultaten te delen. ‘Er is dan een strikte taakverdeling tussen vraag en antwoord,’ legt Hessels uit. ‘Transdisciplinaire samenwerking is juist het tegenovergestelde. Daarbij formuleer je als wetenschapper samen met de mensen die praktijkervaring hebben de vraag en ga je samen op zoek naar het antwoord. Je bent voor, tijdens en na afloop van het onderzoek met de kennisgebruiker in gesprek.’
Zelf deed Hessels een paar jaar terug ervaring op met transdisciplinaire samenwerking toen hij het programma Kennisimpuls Waterkwaliteit hielp opzetten. ‘In de watersector zitten veel mensen die dag in dag uit aan de knoppen van een wateringsinstallatie zitten of in het veld monsters verzamelen. Het is zonde om pas na afloop met hen te gaan zitten, terwijl zij allerlei details kennen die onderzoekers weer kunnen benutten.’
Steeds meer mainstream
Hoewel de meerwaarde van transdisciplinaire samenwerking overduidelijk lijkt, is het nog lang geen gebruikelijke manier van werken. ‘In de loop van de twintigste eeuw is de wetenschap enorm geprofessionaliseerd en in wetenschappelijke disciplines gegoten, maar daarbij is de wetenschap ook naar binnen gekeerd geraakt.’ analyseert Hessels. ‘Heel gechargeerd gesteld is er een mythe ontstaan dat je je juist moet afsluiten van maatschappelijke invloeden om het meest efficiënt en betrouwbaar tot nieuwe kennis te komen.’
Tegelijkertijd ziet Hessels dat de academische wereld tegenwoordig volop in beweging is. ‘Dankzij open science verandert er veel aan de manier hoe onderzoekers met elkaar en de buitenwereld communiceren. Het wordt ook steeds meer mainstream om de samenwerking met maatschappelijke partijen op te zoeken, maar we moeten wel nog met elkaar leren om dat goed te doen.’ Hessels doet daarom onderzoek naar de condities die nodig zijn om transdisciplinaire samenwerkingen te faciliteren en te laten slagen.
Meten is weten
Een van de speerpunten van Hessels’ onderzoek is de evaluatie van maatschappelijke waarde van transdisciplinaire samenwerking. ‘Natuurlijk is lang niet alle maatschappelijke waarde meetbaar en ook het causale verband tussen onderzoek en impact is niet altijd eenduidig vast te stellen. De route waar ik op in wil zetten richt zich daarom niet alleen op de uitkomst, maar ook op het proces: de onderzoeksactiviteiten en de contacten en productieve interacties met mensen uit het veld. We weten dat productieve interacties nodig zijn om impact te genereren, dus het is de moeite waard om juist deze te gaan meten.’
Hoe zit het eigenlijk met de maatschappelijke waarde van zijn eigen leerstoel? ‘Ik werk natuurlijk niet rechtstreeks aan een maatschappelijk probleem, maar ik heb met deze leerstoel wel goede kanalen om interactie aan te gaan met de kennisgebruikers in mijn eigen domein. Ik hoop vooral een zetje te kunnen geven om meer transdisciplinaire samenwerking te organiseren in de toekomst.’
De leerstoel Maatschappelijke waarde van wetenschap zit bij het Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies (CWTS) van de Universiteit Leiden. De leerstoel is ingesteld en gefinancierd door het Rathenau Instituut, waar Hessels werkzaam is als senior onderzoeker.
Tekst: Julie de Graaf