Universiteit Leiden

nl en

Een zot geheel? Willem Otterspeer verslaat nog één keer de universiteitsgeschiedenis

De biograaf van de Leidse universiteit, Willem Otterspeer, komt met een een nieuw boek. In 'De stad, de dood en de dichters' vermengt hij zijn liefde voor de universiteit en de dichtkunst met autobiografische bespiegelingen. ‘Ik ontdekte met mijn loep toch weer nieuwe details in de prenten.’

Het schrijfplezier spat van de 336 bladzijden af. In zijn kenmerkende doorwrochte stijl analyseert Otterspeer de academie tot op het bot, dist smakelijke details op en zet en passant historische vergissingen recht. Wat wilde hij toevoegen aan zijn vier lijvige delen over de Leidse universiteit - Groepsportret met dame - die hij al eerder schreef? Op een fauteuil, in zijn tot de nok toe gevulde zolderkamer in het Academiegebouw, geeft hij antwoord op die vraag. ‘Ik had behoefte om alles wat ik wist over de universiteitsgeschiedenis én wat ik wist over mezelf nog één keer samen te ballen in één onderwerp: de vier prenten van Woudanus uit 1610.' Op deze prenten staan de Hortus, de Schermschool, het Anatomisch Theater en de Bibliotheek.

Wat bewoog de eerste oprichters?

De stad, de dood en de dichters begint en eindigt met autobiografische bespiegelingen. In 1975 studeerde Otterspeer Geschiedenis en Filosofie in Utrecht en was hij nog helemaal niet van plan om naar Leiden te komen. Totdat hij een tentoonstelling in het Rijksmuseum bezocht over vier eeuwen Leidse universiteit. ‘Daar raakte ik instant verliefd op die vier prenten. Het was het begin van mijn fascinatie voor de Leidse universiteit. Ik hou van de verzamelcultuur die zo duidelijk te zien is op die prenten met afgebeelde rariteiten als exotische dieren, planten en schelpen.’ 
 

Anatomisch theater, gravure Willem Isaacsz. van Swanenburgh naar Johannes Woudanus (eerste ed. 1610). Universiteitsbibliotheek Leiden.

Zot geheel

Zes jaar geleden ging Otterspeer met emeritaat. Eén vraag had hij in al die jaren nog onvoldoende beantwoord: wat bewoog de eerste bestuurders werkelijk, waarom gaven ze de opdracht voor de prenten met al die rariteiten? Zagen zij een verband, of was het vooral een ‘zot geheel’ - zoals patholoog-anatoom Ton Barge bijna een eeuw geleden de inventaris van het anatomisch theater beschreef. Otterspeer: ‘Ik wilde erachter komen wat voor soort denken die eerste oprichters hadden. Pas de laatste jaren drong het besef door: Jan van Hout en Janus Dousa, de oprichters van de eerste universitaire instellingen, waren beiden dichters en zij waren geïnspireerd door de 14e-eeuwse Italiaanse dichter Petrarca. Het was Petrarca's manier van denken en dichten, associatief en vergelijkend, contrastrijk en beeldend, die hen inspireerde. En die zij vertaalden in tot de verbeelding sprekende instellingen. De stad moest na het verwoestende beleg opnieuw beginnen en dat deden ze door een nieuwe universiteit te beginnen. In mijn vorige werken wist ik nog niet goed wat de motiverende gedachte erachter was. Dat bleek wetenschappelijke creativiteit én de creatieve wisselwerking tussen stad en universiteit te zijn.’

De sleutelbewaarder, rechts bij de balustrade, draagt vier sleutels.

Details ontdekken met een loep

Dit soort inzichten daalden niet zomaar in. Hoewel Otterspeer die prenten al bijna een halve eeuw kent, pakt hij nog steeds af en toe zijn loep om ze nog eens goed te bestuderen. ‘Op die manier ontdekte ik de laatste jaren toch weer nieuwe details. Zo staat in de anatomieprent de claviger, de sleutelbewaarder, met vier sleutels in zijn hand. Dat is volgens mij weer een knipoog naar de vier prenten en de vier instellingen en dat je die in hun samenhang moet bekijken.’ Maar ook anderen kwamen de laatste jaren met nieuwe vondsten. ‘Er verscheen een prachtige dissertatie van Gregory Grämiger. Hij ontdekte dat Carolus Clusius in de Hortus zijn plantjes aanplantte op een rijmschema. Dat kon ik natuurlijk heel mooi gebruiken voor dit boek over de relatie met dichtkunst. Nieuwe vondsten kunnen het onderwerp opeens in een nieuw verband zetten: opeens zie je weer nieuwe patronen en symmetrie.’

Bildungsroman

Over patronen gesproken: kenners van zijn werk valt op dat hij soms teruggrijpt op fraaie formuleringen die hij al eerder gebruikte in Bolwerk van de vrijheid, zijn eerste deel van Groepsportret met dame. Zoals zijn beschrijving van de ‘mooie maar ook vreemde’ stichtingsdag op 8 februari 1575 en zijn beeldende en zintuigelijke beschrijving van de inwijdingsoptocht. Is dit boek ook een soort finest selection bonbons van zijn eigen werk? ‘Ja, dat zou je zo wel kunnen formuleren. Maar ik citeer vooral bonbons van anderen. Er zitten honderden verborgen verwijzingen naar andere auteurs in dit boek, precies zoals Lipsius en al die andere schrijvers die erin voorkomen deden. Met die kleine citaatjes van mezelf geef ik aan dat ik in een traditie sta. Het is een soort Bildungsroman geworden.’

De stad, de dood en de dichters, uitgeverij Prometheus

Bij de presentatie van het boek op 20 september kreeg Otterspeer een koninklijke onderscheiding van burgemeester Henri Lenferink. Hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Tekst: Linda van Putten

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.