Universiteit Leiden

nl en

De jeugd heeft nog steeds de toekomst, maar met mate: Charlotte de Roon promoveert op Nederlandse politieke jongerenorganisaties

Als buitenpromovendus verbonden aan het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden onderzocht Charlotte de Roon het functioneren van politieke jongerenorganisaties in Nederland. Welke rol vervullen deze organisaties in ons politieke bestel? In hoeverre zijn de ‘jongerenpartijen’ representatief? En hoe toekomstbestendig zijn deze organisaties? Op 11 oktober 2022 promoveert De Roon op het proefschrift ‘The Functioning of Dutch Party Youth Wings: A Comparison of the 1980s and 2010s’.

Kloof tussen politieke partijen en jongeren

Er is, vertelt Charlotte de Roon, tot dusverre nog niet veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar politieke jongerenorganisaties. Maar dat was voor haar niet de enige aanleiding om zich op het onderwerp te storten. ‘Ik was zelf actief in een politieke jongerenorganisatie en zag daar natuurlijk alleen maar politiek geïnteresseerde jongeren rondlopen. Tegelijkertijd bestaat het beeld dat jongeren steeds minder mee willen doen in de (partij)politiek. De kloof tussen politieke partijen en jongeren is een blijvend zorgpunt. Die tegenstelling triggerde mijn interesse in het onderwerp.’

Charlotte de Roon, Het functioneren van Nederlandse politieke jongerenorganisaties: een vergelijking tussen de jaren 1980 en de jaren 2010

Mobiliseren, representeren en socialiseren

Voor het proefschrift The Functioning of Dutch Party Youth Wings: A Comparison of the 1980s and 2010s onderzocht De Roon jongerenorganisaties van Nederlandse politieke partijen in twee tijdsperioden: de tweede helft van de jaren 1980 en 2010. De centrale vraag luidt: in hoeverre is het vermogen van deze organisaties om jongeren te mobiliseren, representeren en socialiseren in het politieke systeem door de tijd heen veranderd?

De Roon: ‘Ik had verwacht dat het functioneren van deze politieke jongerenorganisaties zou zijn afgenomen, vanwege de toegenomen afstand tussen jongeren en de conventionele politiek en de professionalisering van de moederpartijen. Maar mijn verwachting is niet uitgekomen. Deze organisaties wisten in de jaren 2010 nog steeds jongeren te mobiliseren. Ook gedragen jongeren zich politieker dan in de jaren 1980. Tot slot zijn de jongerenorganisaties nog steeds een “politieke school” voor hun leden.’

Lage organisatiegraad, weinig diversiteit

De Roons bevinding dat partijen in Nederland nog steeds erin slagen jongeren aan zich te binden, behoeft wel enige nuancering: ‘Bij de jongerenorganisaties van de gevestigde partijen, PvdA, CDA en VVD, zien we wel teruglopende ledenaantallen, net als bij hun moederpartijen.’ En ook de organisaties die wel succesvol zijn in het mobiliseren van jongeren, zijn tamelijk kleinschalig. Bovendien, zo rekent De Roon voor, is slechts een klein percentage van de Nederlandse jongeren lid van een politieke jongerenorganisatie.

Wie zijn die leden? En vormen zij een adequate afspiegeling van de samenleving? ‘Het gemiddelde lid is vaker man, ouder dan 21 jaar, woonachtig in stedelijke gebieden en actief in het hoger onderwijs’, aldus De Roon. Jongeren met een migratieachtergrond zijn nog steeds ondervertegenwoordigd. ‘Als we de politieke jongerenorganisaties beschouwen als een soort voorbode voor de toekomstige samenstelling van politieke partijen of vertegenwoordigende organen, dan kan de gendergelijkheid op dat niveau toenemen, maar zal verdere diversiteit waarschijnlijk achterblijven.’

‘De lage organisatiegraad en representativiteit’, signaleert De Roon, ‘roepen vraagtekens op over de kwaliteit van de belangenvertegenwoordiging. En over de diversiteit van de politici van morgen.’

Betrokken en actief

De jongeren die wèl lid zijn van een politieke jongerenorganisatie, zijn door de bank genomen zeer betrokken en actief. Hun inzet binnen hun partij is gemiddeld groter dan die van oudere leden. Buiten de organisatie nemen leden van jongerenorganisatie vaker deel aan verkiezingen en andere politieke activiteiten dan hun ‘niet-gebonden’ leeftijdgenoten. ‘Hier is wellicht sprake van zelfselectie’, vult De Roon aan. ‘Politieke jongerenorganisaties trekken natuurlijk politiek geïnteresseerde en actieve jongeren. Tegelijkertijd weet een aanzienlijk deel van die jongeren zich gemobiliseerd en gesocialiseerd door de organisatie waarvan zij deel uitmaken, zo blijkt uit mijn data.’

Invloed via interne en externe kanalen

In vergelijking met de jaren 80 van de vorige eeuw zijn Nederlandse politieke jongerenorganisaties tegenwoordig meer een ‘vertegenwoordigingskanaal voor jongeren’. Steeds meer jongerenorganisaties stellen een politiek programma op. En er is, net als binnen de moederpartijen, meer directe inspraak voor hun leden bij de totstandkoming van het programma.

Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van interne kanalen om politieke invloed uit te oefenen binnen de moederpartij. De jongeren krijgen bijvoorbeeld makkelijker toegang of spreektijd tijdens partijcongressen. Daarnaast, zo constateert De Roon, benutten jongerenorganisaties in toenemende mate ook externe kanalen om hun agenda te verwezenlijken. Een voorbeeld daarvan is dat jongerenorganisaties steeds vaker opiniestukken aanleveren bij nieuwsredacties.

Van ideologische scholing naar vaardighedentraining en carrièreprogramma’s

Als De Roon kijkt naar politieke jongerenorganisaties als ‘opleidingsinstituut’, ziet zij twee ontwikkelingen. ‘Ten eerste is de focus verschoven van politieke kennis naar politieke vaardigheden. Waar het voorheen draaide om politieke ideologieën en principes, gaat het nu vooral om vaardighedentraining en carrièreprogramma’s.’ De tweede trend die De Roon waarneemt, is die van de ‘verschuiving van een niet-professionele naar een professionele organisatie van politieke vorming.’

De Roons proefschrift bevat tal van interessante bevindingen. Maar, zo realiseert zij zich, daarmee is het laatste woord over dit onderwerp nog niet geschreven. ‘Ik hoop dat mijn onderzoek anderen inspireert om de relatie tussen politieke partijen en jongeren in hun onderzoek mee te nemen. Bijvoorbeeld als het gaat om de interne machtsverhoudingen binnen partijen, of de vraag wanneer jongerenorganisaties zich keren tegen de moederpartij.’

Charlotte de Roon

Stem van jonge onderzoekers

Op de vraag wat het promotieonderzoek haar nog meer heeft gebracht, antwoordt De Roon resoluut: ‘Veel!’ Zij vervolgt: ‘En dan bedoel ik niet alleen zaken als onderzoeks- en schrijfvaardigheden of meer inzicht in je eigen uitstelgedrag. Ik rolde tijdens mijn promotietraject in het Promovendi Netwerk Nederland en van daaruit in de Leidse medezeggenschap. Het was ontzettend leerzaam om de “bestuurlijke kant” van de universiteit te leren kennen. Ik heb bovendien gezien hoe belangrijk het is dat jonge onderzoekers hun stem in beleid en bestuur laten horen. Hopelijk kunnen we de ruimte en waardering daarvoor in de toekomst nog beter inbedden.’

Promoveren als professional

De Roon schreef haar proefschrift als buitenpromovendus. Wat houdt dat eigenlijk in? Zij legt uit: ‘Ik was een zogenaamde “promoverende werknemer”: ik was al in dienst van de universiteit voordat ik startte met mijn promotietraject. Mijn universitaire loopbaan begon bij het Dual PhD Centre. Dit centrum ondersteunt buitenpromovendi en professionals die in deeltijd aan een proefschrift werken met training, intervisie en coaching.’

Bij dit centrum werd De Roon zelf een ‘duale promovendus’. ‘Naast mijn werk voor het ondersteuningsprogramma van het Dual PhD Centre, en later als voorzitter van de Universiteitsraad, werkte ik aan mijn eigen proefschrift bij Politieke Wetenschap. Het Dual PhD Centre is altijd een erg fijne plek gebleven om als promovendus op terug te kunnen vallen.’

Ook na de verdediging van haar proefschrift blijft De Roon zich bezighouden met wetenschappelijk onderzoek. ‘Drie maanden geleden heb ik de overstap gemaakt van de universiteit naar het ministerie van OCW’, vertelt zij. ‘Ik mag daar als beleidsmedewerker een bijdrage leveren aan het Nederlandse wetenschapsbeleid. Het is bijzonder om nu vanuit dat perspectief naar onderzoek en wetenschap te kijken.’ En er is meer: ‘Een ander “project” dient zich ook alweer aan: twee dagen na mijn verdediging begint mijn zwangerschapsverlof. Genoeg mooie ontwikkelingen dus!’

Charlotte de Roon promoveert op 11 oktober 2022 op het proefschrift The Functioning of Dutch Party Youth Wings: A Comparison of the 1980s and 2010s. Promotor is Ingrid van Biezen; co-promotors zijn Tom Louwerse en Simon Otjes (allen verbonden aan het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden).

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.