Universiteit Leiden

nl en

Taskforce wil meer ruimte voor docentontwikkeling: ‘Durf er zelf over te beginnen’

De kwaliteit van het academisch onderwijs valt of staat bij goed docentschap. Geef Leidse docenten daarom meer kansen en ruimte om hun talent te ontplooien, bepleit een taskforce van docenten, onderwijskundigen en hrm-experts. Met een nieuw docentontwikkelingsmodel en concrete adviezen hoopt de groep doceren en leren in de praktijk dichter bij elkaar te brengen. Het College van Bestuur is blij met de adviezen van de taskforce.

De Universiteit Leiden werkt hard aan een betere erkenning en waardering van goede onderwijsprestaties. Ook op het gebied van docentontwikkeling zijn de afgelopen jaren tal van initiatieven bedacht. Denk bijvoorbeeld aan onderwijskwalificaties als de BKO en SKO, de Leiden Teacher’s Academy, de Teaching culture survey en de jaarlijkse onderwijsdag.

Toch kan het aanbod uitgebreider, concludeert de Taskforce Docentontwikkeling in zijn adviesrapport. ‘Er klinken al langere tijd geluiden dat docenten meer mogelijkheden zouden willen voor hun professionele ontwikkeling’, vertelt vice-decaan en taskforce-voorzitter Kristiaan van der Heijden. ‘Beginnende docenten hebben meer ondersteuning nodig en voor gevorderde docenten is er juist weinig aanbod. Tussen de BKO en SKO zit echt een gat. Dat zouden wij graag anders zien. Lesgeven is en blijft immers de grootste taak van de universiteit.’

Het nieuwe docentontwikkelingsmodel is vooral bedoeld als leidraad om docenten te inspireren en enthousiasmeren.

Inspiratiebron

Centraal in het adviesrapport staat het nieuwe docentontwikkelingsmodel: een spindiagram met vijf verschillende ontwikkelingsrichtingen voor elk ‘niveau’ docent, van starter tot expert. Het model is géén afvinklijstje, benadrukt Van der Heijden. ‘En ook geen beoordelingsinstrument voor leidinggevenden tijdens het jaargesprek. Het is vooral bedoeld als leidraad, om docenten te inspireren en enthousiasmeren. We hopen dat mensen denken: aha, zo kan ik mij dus ontwikkelen.’

Een logische vrees is dat ontwikkeling en innovatie extra tijd kost: juist datgene wat veel docenten niet hebben. De taskforce stelt daarom voor om hier 5 procent van de onderwijstijd van docenten voor te reserveren. ‘Docenten die echt een hart hebben voor onderwijs moeten zich daar verder in kunnen specialiseren’, zegt Van der Heijden. ‘We hebben een visie op goed onderwijs vanuit de universiteit en vanuit de faculteiten. Als je daar echt mee verder wil, dan is de docent de sleutel. Tegelijkertijd zien we binnen onze organisatie een hoge werkdruk en hebben we veel ambities, dus we moeten kijken wat binnen het bredere kader op de korte en lange termijn mogelijk is.’

Meerjarenplan, maar nu al aan de slag

De volgende stap is dat een multidisciplinair team met de uitvoering van de adviezen aan de slag gaat. Dat vraagt een aantal jaren, maar alle faculteiten starten nu al met experimenten. Wat volgens Van der Heijden ook al op korte termijn kan helpen, is dat docenten elkaar wat vaker opzoeken.

‘Docenten kunnen nu al als team meer met elkaar optrekken en van elkaar leren’, zegt hij. ‘Als academici zijn we soms te solistisch bezig. Neem eens een kijkje bij elkaar, vraag hoe de ander dingen aanpakt. Verder is het belangrijk dat leidinggevenden en docenten goed met elkaar praten over docentontwikkeling. Het zou mooi zijn als docenten daar zelf over durven te beginnen. We hebben een mooie stip aan de horizon gezet, maar het initiatief moet van twee kanten komen.’

Onder ‘docenten’ verstaat de taskforce alle medewerkers van de universiteit die een onderwijsgevende taak hebben. Dit kunnen student-assistenten zijn, promovendi, postdocs, universitair (hoofd)docenten, hoogleraren en docenten zonder een onderzoekstaak.

De zes voorstellen vanuit de Taskforce Docentontwikkeling

1. Gebruik het docentontwikkelingsmodel

Het takenpakket van academische docenten is op zijn zachtst gezegd breed. Ze verzorgen werkgroepen en hoorcolleges, beoordelen stages en scripties, voorzien studenten van feedback, onderzoeken en evalueren hun onderwijs en ontwerpen nieuwe, innovatieve vormen en inhoud. Sommige docenten hebben onderwijsbestuurlijke taken en nemen zitting in commissies en besturen. 

Al deze verschillende taken brengen een al net zo breed aanbod aan ontwikkelingsmogelijkheden met zich mee. De taskforce hoopt met zijn model docenten te inspireren bij het maken van keuzes over hun professionele ontwikkeling. Welke onderwijsvaardigheden heeft een docent bijvoorbeeld al en welke mogelijkheden zijn er verder nog? In welke richting wil de docent zich verder ontplooien? Het model kan ook gebruikt worden bij de jaarlijkse planning van personeel en onderwijstaken: voor welke (nieuwe) taken hebben we mensen nodig? Wie zetten we daarvoor in? Wie bieden we de kans om zich hierin te ontwikkelen?

2. Zorg voor een rijk en passend ontwikkelingsaanbod

Als docenten zich continue moeten kunnen blijven ontwikkelen, moet daar voldoende aanbod voor zijn: van trainingen en cursussen tot intervisiesessies en learning-on-the-job. Het liefst ziet de taskforce dat er een universiteitsbreed aanbod komt voor alle verschillende richtingen en niveaus uit het docentontwikkelingsmodel – en dat daarmee het ‘gat’ tussen de BKO en SKO wordt opgevuld. Voor de huidige BKO- en SKO-certificeringen adviseert de taskforce een moderniseringsslag, onder meer door de eindtermen beter te laten aansluiten op het docentontwikkelingsmodel. Tot slot: informatie over het ontwikkelingsaanbod moet voor docenten gemakkelijk vindbaar zijn.

3. Stimuleer samenwerking via nieuwe typen docententeams en onderwijscommunities

Docenten leren het meeste van en met elkaar. De taskforce adviseert daarom om meer mogelijkheden te creëren op de werkvloer voor samenwerkingen in teams en communities. Dit kan allerlei vormen aannemen: van mentorschappen en buddies tot communities en intervisies. Ervaren onderwijsvernieuwers kunnen hun junior collega’s inspireren op de werkvloer en via op te richten facultaire platforms. 

4. Stimuleer onderwijsinnovatie en maak de resultaten zichtbaar

Succesvolle onderwijsinnovatieprojecten ontstaan niet vanzelf: daarvoor zijn onder meer financiële middelen, bestuurlijke aandacht, training, ondersteuning en ruimte in het curriculum nodig. Opleidingen die hier voldoende ruimte voor hebben, kunnen worden ingezet als proeftuinen. Verder stelt de taskforce voor om resultaten van succesvolle innovatieprojecten universiteitsbreed te delen via een website. Onderzoek naar het eigen onderwijs moet worden aangemoedigd en gefaciliteerd. Dit kan bijvoorbeeld in samenwerking met het nieuwe Leiden Learning and Innovation Centre (LLInC).

5. Leg onderwijsprestaties beter vast en zorg voor een passende erkenning en waardering

Bij het beoordelen van het docentschap ligt de nadruk nu vooral op studentevaluaties, en daarmee indirect op lesgeven en begeleiden. Dat moet anders, schrijft de taskforce in zijn rapport. Zo moet er meer erkenning en waardering komen voor prestaties en kwaliteiten op het gebied van ontwerpen, onderzoeken, innoveren, en (inter)facultair organiseren van onderwijs. Ditzelfde geldt voor toegekende onderwijssubsidies. Belangrijk is dat zowel de prestaties als ambities van docenten beter worden geregistreerd: heeft een docent de bko behaald of een leergang afgerond? In welke domeinen van het docentontwikkelingsmodel wil iemand zich verder ontwikkelen?

6. Stimuleer en faciliteer docentontwikkeling vanuit management en bestuur

Docenten kunnen de adviezen van de taskforce simpelweg niet in hun eentje opvolgen. Het vereist actie vanuit management en bestuur én een aanpassing van bestaande regelgeving en beleid.

Om te zorgen dat professionele ontwikkeling geen ‘last’ wordt, zou bijvoorbeeld minimaal 5% van de onderwijstijd van docenten gereserveerd moeten worden voor onderwijsvernieuwing, onderwijsinnovatie en professionele ontwikkeling. Verder zouden leidinggevenden de ontwikkeling van hun docenten uitgebreider aan bod moeten laten komen tijdens de jaargesprekken. 

Met het oog op de verwevenheid van onderwijs en onderzoek is het belangrijk dat docenten(teams) die succesvol zijn op het gebied van wetenschappelijk onderzoek zich ook juist blijven inzetten voor het onderwijs. Leidinggevenden zouden wetenschappers met onderzoekssubsidies bijvoorbeeld kunnen vragen om les te geven over hun projecten.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.