Betere screening kan huisarts helpen angststoornissen eerder te herkennen
Slechts een op de vijf minderjarigen met geestelijke gezondheidsproblemen zoals een angststoornis krijgt passende professionele hulp. Huisartsen herkennen vaak niet goed de signalen bij kinderen en jongeren, stelt psycholoog Semiha Aydin. Hoe kan het beter? Promotie op 23 februari.
Huisartsen zien geregeld kinderen met buikpijn of slapeloosheid op hun spreekuur, maar die klachten kunnen een uiting zijn van een heel ander probleem. Aydin: ‘Voor ouders en huisartsen is het niet eenvoudig om de ernst van psychosociale problemen in te schatten. Dit geldt vooral voor angststoornissen omdat ze minder opvallen dan bijvoorbeeld druk, problematisch gedrag.’ In haar proefschrift richt Aydin zich op de rol van huisartsen. ‘Bij een rustig kind denkt men al snel dat het introverte gedrag bij iemands persoonlijkheid hoort. Bij sommige kinderen kan er echter meer aan de hand zijn en is er bijvoorbeeld sprake van een sociale angststoornis: ze zijn zo bang voor sociale situaties, zoals meedoen aan groepsactiviteiten, dat ze die in extreme mate vermijden.’
‘Vaak ontstaan eerst angstklachten en daarna andere problemen zoals schooluitval, stemmingsklachten of middelenmisbruik’
Angststoornis remt de ontwikkeling
Een angststoornis heeft een grote invloed op iemands ontwikkeling en dat kan later voor tal van andere problemen zorgen. Uit eerder onderzoek blijkt dat driekwart van de volwassenen met geestelijke gezondheidsproblemen al voor hun veertiende jaar klachten had. Aydin: ‘Vaak ontstaan eerst angstklachten en daarna een reeks aan andere problemen zoals schooluitval, stemmingsklachten of middelenmisbruik als verdoving. Daarom is het zo belangrijk om tijdig angststoornissen te herkennen.’ Hiervoor is meer kennis nodig, benadrukt de promovendus: als huisartsen weten dat angststoornissen zo vaak voorkomen, zijn ze er ook alerter op. Natuurlijk is ook een goed gesprek met het kind zelf essentieel. ‘Naast open vragen als “hoe is het op school?” is het wenselijk om door te vragen zoals “heb je vriendjes?” en “wat doe je in je vrije tijd?”’
Onderzoeken naar beoordeling huisartsen
Aydin voerde drie onderzoeken uit. Ze legde een groep van 229 huisartsen omschrijvingen voor van jongeren zoals die op een spreekuur verschijnen en ter validatie legde ze die ook voor aan een kleine groep ggz-professionals. De huisartsen herkenden minder een mogelijke angststoornis: gemiddeld in 1 op de 8 van de omschrijvingen tegenover 5 op de 8 ggz-professionals.
In een tweede studie onderzocht de promovendus 723 verwijsbrieven van huisartsen naar LUMC Curium, een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Aydin: ‘Onder sommige clinici heerst de opvatting dat verwijsbrieven enkel een stuk bureaucratisch papier zijn, maar uit dit onderzoek blijkt dat we de huisarts en diens verwijsbrieven serieuzer mogen nemen.’ Er staat veel bruikbare informatie in over de patiënt, de aard van de klachten en bijvoorbeeld de context van het gezin, omdat de huisarts ook de familie kent. ‘Dit toont de kracht van de huisarts. Wel is bijscholing en kennis van klachten heel belangrijk om klachten beter te herkennen. Zo werd in een kwart van de brieven kinderen doorverwezen vanwege een mogelijke depressie, terwijl ze behandeling nodig hadden voor een angststoornis.’
‘Er bestaan zo’n 670 vragenlijsten. Huisartsen zien vaak door de bomen het bos niet meer.’
Woud aan vragenlijsten
De derde studie betrof een onderzoek naar vragenlijsten om klachten op te sporen. ‘Er bestaan wel zo’n 670 lijsten die geprofileerd worden als wetenschappelijk onderbouwd. Hierdoor zien huisartsen vaak door de bomen het bos niet meer. Slechts vier van al die vragenlijsten voldoen aan essentiële criteria zoals goede gebalanceerde vragen, gratis en gebruiksvriendelijk.’ Eén daarvan is de SDQ, de Strenghts and Difficulties Questionnaire. Aydin pleit ervoor dat huisartsen deze vaker gebruiken. De lijst bestaat uit 25 vragen die ouders en docenten kunnen invullen. ‘Zo kan de huisarts zekerder zijn van de mentale situatie van het kind en sneller beoordelen of een doorverwijzing nodig is.’
Betere samenwerking huisartsen en ggz
Ggz-professionals kunnen vervolgens een uitgebreider assessment doen met de Development and Well-Being Assessment (DAWBA) die gekoppeld is aan de SDQ. Het gebruik van beide lijsten voorkomt onnodige herhaling en informatie van verschillende informanten - jeugdigen, ouders en bijvoorbeeld docenten – wordt zo goed gecombineerd, aldus Aydin. Ook sluiten de vragenlijsten goed aan op wat in de huisartsenzorg en daarna in de ggz nodig is. ‘Huisartsen denken soms dat cliënten liever geen vragenlijsten invullen, maar dat is vooral als er niets mee gedaan wordt en elke instelling waar ze aankloppen weer wat anders wil.’