Universiteit Leiden

nl en

Hoe ontstonden handelsnetwerken in het derde millennium voor Christus?

Lapis lazuli uit Afghanistan, barnsteen uit het Baltisch gebied en tin uit Tadzjikistan. Tijdens het derde millennium voor Christus werden grondstoffen en objecten over duizenden kilometers afstand vervoerd. Waar werden ze voor geruild en waarom sloten mensen in kleinschalige samenlevingen in West-Azië zich aan bij deze grote handelsnetwerken?

Bleda Düring

In de vroege bronstijd (derde millennium voor Chr.) kwam langeafstandshandel in West-Azië steeds meer voor. Waarom gebeurde dat en hoe verliep die handel? Om daar achter te komen is onderzoek nodig in kleinschalige samenlevingen in de gebieden waar de bewoners die grondstoffen delfden en de objecten maakten, legt Bleda Düring, hoogleraar in de Archeologie, uit in zijn oratie op 27 maart. ‘Ik wil graag begrijpen wat het belang was van die gemeenschappen’, zegt hij.

De keuze om van archeologie zijn vak te maken had hij al vroeg gemaakt. ‘Ik herinner me dat ik toen ik dertien was een serie op tv keek: In search of the Trojan war. Daar heb ik met open mond naar gekeken. Die puzzel leggen wat er precies is gebeurd en hoe we zijn gekomen waar we nu zijn, is zo fascinerend.’

Buiten de gebaande wegen

Traditioneel ligt de focus van archeologen op stedelijke gebieden op plekken als Griekenland, Mesopotamië en Egypte, die bekend staan om de vele archeologische vondsten. In de minder dicht bevolkte en bergachtige gebieden daaromheen is veel minder onderzoek gedaan, merkte Düring.

Welke rol spelen die kleinschalige samenlevingen bij het ontstaan van de handelsroutes, vraagt hij zich af. ‘Die rol is belangrijker dan tot nu toe bekend is. Maar we weten er minder vanaf. Het is ook moeilijker om subsidie te krijgen om daar onderzoek naar te doen.’

Puzzel oplossen

Al sinds 2014 doet Düring archeologisch onderzoek in Oman. Daar vonden hij en zijn collega’s onder andere vaatwerk dat in het derde millennium voor Christus geïmporteerd is uit Pakistan. Op Cyprus, waar hij sinds 2015 werkt, kwamen ze een bijl en andere objecten tegen, gemaakt van metaal uit Turkije.

Geld werd in die periode nog niet gebruikt, dus vraagt de hoogleraar zich af: Waar ruilden ze de grondstoffen en objecten voor en wie had hier precies belang bij de handel? ‘Iemand moest het metaal uit de rotsen winnen en smelten. Dat was arbeidsintensief, en niet prettig werk. Dus er moest een goede reden geweest zijn om dit te doen.’ Het kan zijn dat ze er vergankelijke zaken voor terug kregen, zoals bijvoorbeeld textiel of opium, dingen die gewoonlijk niet bewaard blijven. ‘Het ontstaan van deze handelsnetwerken is een intrigerende puzzel, een groot onderwerp, waar ik zeker de komende tien jaar nog mee bezig ben.’

Dekolonisatie van het vak

Het is niet alleen belangrijk om na te denken over waar je als archeoloog werkt, het is ook tijd om het vakgebied te dekoloniseren, betoogt Düring daarnaast in zijn oratie. ‘Archeologie is ontstaan in de koloniale periode toen het oké was om naar Irak te gaan en beelden uit paleizen te roven en mee te nemen naar musea in Europa.’ Nog altijd domineren archeologen uit westerse, rijke landen de archeologie van West Azië. ‘We moeten meer samenwerken met lokale archeologen en ook kijken naar zaken als wie zitten er in de redactieraad van een belangrijk tijdschrift en waar organiseren we belangrijke congressen.’

 

Tekst: Thessa Lageman

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.