Ieke de Vries: 'We verwachten te veel van minderjarigen en jongvolwassenen in het zelf voorkomen van seksuele uitbuiting.’
Wat subtiel begint, kan dramatisch eindigen. Talloze jongeren worden slachtoffer van seksuele uitbuiting. Hoe voorkom je dergelijk leed? Kijk naar de leefomgeving van (potentiële) slachtoffers, zegt De Vries.
Wanneer je het hebt over seksuele uitbuiting denken veel mensen – wetenschappers, hulpverleners, gewone burgers – aan minderjarige slachtoffers, die in de greep van een loverboy vallen. Een verhaal in deze trant:
Het begint met wat kleine seksuele handelingen, die langzaam worden opgebouwd en steeds verder gaan. Het meisje vindt het niet fijn, maar ze voelt de druk, ook van haar vrienden. Haar vriend zegt samen met haar een huis of restaurant te willen. Dat lijkt haar fantastisch en ze neemt een bijbaantje om daarvoor te sparen. Ondertussen doet ze in bed steeds vaker dingen die ze niet wil. Het ligt vast aan mij, denkt ze, want hij wilde toch samen een toekomst opbouwen? Later, als ze zich voorzichtig uitspreekt, komen de bedreigingen. Voortaan moet ze haar inkomsten aan hem afdragen. Blijft ze protesteren, dan zal hij naaktfoto’s van haar rondsturen. Seksuele uitbuiting is een feit.
Maar dit is een stereotiep beeld en dekt zeker niet de hele lading van wat seksuele uitbuiting is.
Geen ‘typische’ slachtoffers
Wat wél klopt: wat eens subtiel begon, kan zomaar ontsporen in mensenhandel. ‘Want dát is het’, zegt De Vries, universitair docent. Onschuldige termen zoals ‘loverboys’ doen volgens haar niet recht aan de ernst van de situatie waarin slachtoffers seksueel worden uitgebuit. Bovendien gaat het echt niet altijd om minderjarige meisjes. De Vries: ‘We zien dat ook jongvolwassenen, jongens, en personen met andere genders slachtoffer kunnen worden van seksuele uitbuiting.’
Logischerwijs willen hulpverleners dit soort leed bij nieuwe slachtoffers voorkomen. Maar waar te beginnen als het om preventie gaat? De Vries: ‘Voorheen dachten wetenschappers en hulpverleners dat iemand slachtoffer wordt, omdat die persoon minder weerbaar is of iets ergs heeft meegemaakt. Dat kan, maar dat hoeft niet.’ Door de traditionele benadering wordt een grote groep van potentiële slachtoffers over het hoofd gezien. De Vries: ‘Deze slachtoffers zijn anders dan het stereotiepe slachtoffer, in die zin dat zij bijvoorbeeld niet een drugsverslaving hebben gehad of thuis fysiek zijn mishandeld. De crux is, denk ik, dat zij zich in een omgeving bevinden waarbij seksuele uitbuiting op de loer ligt.’
'Een grote groep slachtoffers wordt over het hoofd gezien.'
De omgeving moet alert zijn
‘De huidige trend is om potentiële slachtoffers zelf bewust te maken van de mogelijke gevaren.’ De Vries vindt bewustwording ‘ontzettend belangrijk’, zij het dat zij zich met name zal richten op de groep om potentiële slachtoffers heen. ‘Ik vind dat we te veel verwachten van minderjarigen en jongvolwassenen in het zelf voorkomen van seksuele uitbuiting.’
De Vries verwacht dat op basis van haar onderzoek een grotere rol zal zijn weggelegd voor mensen die zich in de omgeving van potentiële slachtoffers bevinden, zoals docenten en hulpverleningsinstanties. Zij wil die groep alerter maken op signalen van uitbuiting. Zij hoopt hen ook nieuwe kennis bij te brengen ‘over de omgeving waarin jonge personen zich kunnen bevinden, en waarin ze sneller onder druk komen te staan om handelingen uit te voeren die ze eigenlijk niet zouden willen’.
Veni-beurs voor rol sociale omgeving
Of de sociale omgeving daadwerkelijk zo bepalend is als De Vries nu vermoedt, gaat zij onderzoeken. De criminologe heeft een felbegeerde Veni-beurs bemachtigd, onderzoeksgeld dat NWO toekent ter bevordering van ‘innovatief onderzoek'.
De Vries zal voortborduren op eerder onderzoek. ‘Ik heb al gezien dat de context waarin slachtoffers zich bevinden, ertoe doet'. Met name de familie en vrienden van slachtoffers bleken een belangrijke invloed te hebben op de kans dat iemand slachtoffer wordt. 'Dat is niet zo gek, want niemand leeft in isolatie. Iedereen heeft vrienden en connecties, potentiële slachtoffers van seksuele uitbuiting ook.'
‘Stel nu dat zich in dat sociale netwerk daders of slachtoffers van seksuele uitbuiting bevinden. Als er een redelijke kans bestaat dat potentiële slachtoffers met die personen in contact zijn: met ze praten, naar dezelfde school gaan, of zelfs bevriend met ze zijn, dan gaan zij zich mogelijk in omgevingen bevinden waar anderen misbruik van ze willen maken.’
Heel veel gegevens
Een groot deel van De Vries’ onderzoeksgeld en -tijd zal zij besteden aan het bundelen van data, waaronder de CBS-cijfers over de leefomgeving. ‘Ik wil in kaart brengen wat de sociale netwerken en leefomgeving zijn van slachtoffers. Zie ik patronen op basis van de families, vrienden, het werk, en de scholen van slachtoffers, alsook de wijken waar zij wonen? Ik wil onderzoeken of de sociale connecties van slachtoffers en de plekken waar zij zich begeven, er anders uitzien voor jongeren die geen slachtoffers zijn, of slachtoffers van andersoortige delicten.’
Met hulpverleners om tafel
De Vries gaat ook met onder andere hulpverleners en de politie om de tafel om hun ervaringen te horen. ‘Ik doe dat al in een vroeg stadium, want ik vind het belangrijk om mijn aannames direct te toetsen. Oftewel: kloppen de inzichten uit de wetenschap ook met wat mensen in de praktijk zoal tegenkomen?’ De Vries’ uiteindelijke doel is om met praktische richtlijnen te komen, die onder andere kunnen bijdragen aan het voorkomen van nieuwe slachtoffers van seksuele uitbuiting.
Fotograaf van de foto bovenaan het artikel: Susan Q Yin via Unsplash.