Universiteit Leiden

nl en

Psychology Connected over genderverschillen: ‘Meer onderzoek gedaan naar buitenaards leven dan het vrouwelijk lichaam’

In de medische en psychologische wetenschap is weinig onderzoek gedaan naar vrouwen. Te ingewikkeld, die grillige hormoonhuishouding. Ja, onderzoek naar verschillen tussen mannen en vrouwen is complex, weten neurowetenschappers Ellen de Bruijn en Lara Wierenga, maar juist daarom zo belangrijk.

Toepasselijk is het wel, in aanloop naar Internationale Vrouwendag een panelgesprek met drie vrouwelijke onderzoekers over genderverschillen in de psychologie, merkt moderator Anna van ’t Veer op. In het Instituut Psychologie mogen vrouwen dan ruim vertegenwoordigd zijn, door de jaren heen sloegen wetenschappers gericht onderzoek naar het vrouwelijk lichaam liever over. Ook is er weinig aandacht geweest voor hoe ontwikkelingsstoornissen als ADHD of autisme tot uiting komen bij meisjes en jonge vrouwen, waardoor zij vaak niet of laat gediagnosticeerd worden. Hoe dat komt, en hoe het beter kan, daarover vertellen onderzoekers Lara Wierenga en Ellen de Bruijn graag meer.

Ook meisjes hebben autisme

‘Op welk moment kwamen jullie tot het inzicht dat er nog veel werk te behalen is in het onderzoek naar genderverschillen?’ vraagt Anna van ’t Veer.  ‘Ik deed al onderzoek naar ADHD en autisme. Dat komt vaker voor bij mannen, en een veelgehoorde verklaring daarvoor is dat mannen een biologische kwetsbaarheid hebben voor die stoornissen,’ vertelt Lara Wierenga, naast universitair docent ook auteur van Atlas van ons Brein. ‘Maar ik wilde ook de sociaal-culturele invloeden begrijpen die maken dat we autisme veel sneller bij een jongen zullen herkennen. Dat heeft ook met verwachtingen te maken. Als een meisje geen oogcontact maakt, zeggen we daar als maatschappij sneller wat van: “Hé, kijk die anders eens aan, dat is vriendelijk.” Over een jongen die oogcontact mijdt, zeggen we sneller: “Ach, laat hem maar even”.’

Vicieuze cirkel

Zo leert een meisje met autisme zich sneller aanpassen, en komen symptomen minder goed aan het licht. Dit werkt een vicieuze cirkel in de hand, benadrukt Wierenga. ‘Als ouders of leerkrachten bij meisjes niet de link met ADHD of autisme leggen, zullen die meisjes ook niet opgenomen worden in onderzoeken naar de stoornissen. En zo leren we weer niet hoe de symptomen zich bij hen uiten.’

Vrouwen buitengesloten

Ellen de Bruijn, hoogleraar Neurocognitieve Klinische Psychologie, besloot zich in de vrouwelijke hormoonhuishouding te verdiepen omdat ze vrouwen in haar werk jarenlang stelselmatig moest uitsluiten. ‘Ik deed eerst onderzoek naar medicijnen, en door hun menstruatiecyclus mogen vrouwen daar niet aan meedoen,’ legt ze uit. ‘Het was namelijk niet duidelijk hoe hun hormoonschommelingen de resultaten zouden beïnvloeden, dus werden vrouwen maar helemaal niet bij het onderzoek betrokken. Dat vond ik gek: als je dat mechanisme niet begrijpt, moet je er juist meer over gaan leren.’

Half procent

Ze wijst, nog steeds lichtelijk verbijsterd, op een cijfer dat ze laatst tegenkwam: ‘Van 50.000 recente wetenschappelijke onderzoeken, was slechts een half procent specifiek op vrouwen gericht. Er is meer onderzoek gedaan naar kaalheid bij mannen, erectieproblemen en naar buitenaards leven, dan naar de werking van het vrouwelijk lichaam. Ik vind dat shockerend.’ Daarom is ze zich gaan toeleggen op de vraag hoe hormonen het vrouwelijk lichaam en psyche door de hele levensloop beïnvloeden: van puberteit tot overgang. Vorig jaar kreeg ze voor dit project een grote ERC-beurs en VICI-beurs, na jarenlang leuren. ‘Men vond het onacceptabel dat ik geen mannen in het onderzoek betrok,’ vertelt ze.

Tips voor collega’s

De laatste jaren is de publieke opinie echter veranderd, en zien subsidieverstrekkers wel de noodzaak in van onderzoek naar vrouwen, of genderverschillen in het algemeen. Maar hoe doe je hier als wetenschapper nu gedegen onderzoek naar? De Bruijn suggereert om vrouwelijke deelnemers te vragen naar hun hormoongebruik, of de fase van hun cyclus mee te nemen in de data. Wierenga tipt: ‘Zorg eerst dat je de juiste termen leert en gebruikt in je opzet.  Wil je onderzoek doen naar gender, sekse of genderidentiteit? Dit zijn verschillende dingen.’ Ook moedigt ze collega’s aan om gender-, en sekseverschillen in de data te benoemen in de discussie van een paper, ook al is het maar kort en ook al zijn die verschillen nog lastig te verklaren. ‘We weten nog weinig over hoe biologie, omgeving en sociaal-culturele factoren op elkaar inwerken,’ besluiten beiden. ‘En juist daarom is meer onderzoek zo hard nodig.’

Ben je er volgende keer bij?

De volgende editie van Psychology Connected is op donderdag 30 mei 2024 van 16:00 tot 18:00, het thema wordt nog bekend gemaakt. Houd de eventpagina in de gaten voor de laatste info. 

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.