Op tropisch avontuur voor je opleiding: regenwoud ontdekken op Borneo
Oplichtende bloemen fotograferen, kikkers zoeken en tropische komkommers uit de boom schieten: dat is nog maar een fractie van wat er aan bod kwam tijdens het vak Tropical Biodiversity and Field Methods. Voor deze cursus reizen masterstudenten biologie namelijk twee weken af naar Maleisisch Borneo om ervaring op te doen met veldwerk. Voor een groot deel is dit hun eerste keer in de tropen.
Ook voor Roderick Bouman, een van de docenten en collectiebeheerder bij de Hortus botanicus Leiden, was de cursus negen jaar geleden zijn eerste tropische ervaring. ‘Voor mij was het destijds zelfs mijn eerste reis buiten Europa. Ik had voor het eerst een paspoort nodig,’ herinnert Bouman zich. Gelukkig is de bestemming heel geschikt voor beginners: een klein stuk regenwoud vol paden met kleurcodes en met het Danau Girang Veldstation als uitvalsbasis.
‘Het is een fijn gebied om in te stappen,’ zegt Bouman. ‘Het is niet 100 procent ruig, maar er zitten wel bloedzuigers en muggen – daar moeten mensen vaak wel even van bekomen.’ Studenten mochten dan ook niet zelfstandig de jungle in en de nabijgelegen Kinabatanganrivier was verboden gebied, door de hoge waterstand en de krokodillen.
Stampen tijdens de stoomcursus
Voordat de groep studenten zich in het Borneose woud waagden, kregen ze eerst een week lang intensief college over de basis van tropische biodiversiteit. Naast Bouman werden deze colleges gegeven door James Byng (directeur van de TU Delft Hortus Botanicus), Roel Wouters (bioloog), en Jeremy Miller, Hans ter Steege, Tinde van Andel, Jorinde Nuytinck en Vincent Merckx (onderzoekers bij Naturalis).
‘De studenten leren dat een regenwoud opgebouwd is uit lagen, zodat ze dat daar ook herkennen,’ vertelt Bouman. ‘Het was echt een stoomcursus: hoe zit het plantenrijk in elkaar, de bosstructuur, de schimmeldiversiteit, welke insecten en zoogdieren gaan we daar tegenkomen. En het gaat ook over de geschiedenis van de aarde: hoe is een tropisch regenwoud ontstaan?’
En hoewel die colleges heel interessant zijn, konden de studenten natuurlijk niet wachten om naar Borneo te gaan. ‘Dat is eigenlijk de meat van de cursus: daarom willen studenten er zo graag aan meedoen,’ lacht Bouman.
Verstoord regenwoud
Vanaf de stad Sandakan, in het noorden van Borneo, is het twee uur rijden en één uur varen naar het Danau Girang Veldstation. Daar worden de studenten en hun vijf begeleiders direct op de foto gezet. In dit veldstation bestuderen onderzoekers de natuur in het stukje regenwoud in een bocht van de rivier.
Bouman: ‘Dit stuk is wat we noemen “secundair regenwoud”: de echt grote bomen zijn tussen de jaren zestig en tachtig allemaal gekapt, waardoor er nu veel jonge pioniervegetatie te vinden is.’ Ook is dit gebied omringd door oliepalmplantages. Er wordt dan ook veel onderzoek gedaan naar hoe de lokale biodiversiteit zich aanpast aan de verstoring van het woud en de plantages in de buurt.
‘Je ziet veel grote dieren, zoals neusapen, neushoornvogels en af en toe orang-oetans, maar dat is eigenlijk omdat het bos op zo’n klein stuk is samengeperst door de oliepalmplantages. Er zit dus een wrange gedachte achter,’ zegt Bouman.
Botanical Extravaganza
In de eerste week konden studenten dagelijks op pad gaan met de docenten, die ter plekke workshops vormgaven. ‘Tja, je komt daar aan met de gedachte: ik ben benieuwd wat er nu bloeit!’ legt Bouman uit. ‘James Byng van de TU Delft Hortus Botanicus en ik organiseerden botanische wandelingen – onze “Botanical Extravaganza” noemden we dat. Elke keer probeerden we een ander pad te nemen, zodat we andere planten tegenkwamen. Onderweg legden we bijvoorbeeld uit hoe je planten kunt identificeren en wat we herkennen als vroege vegetatie.’
Met een staande katapult konden studenten proberen om materiaal uit de bomen naar beneden te halen. Hiermee schiet je een verzwaard zakje aan een koord de boom in – je moet goed mikken om hem om een tak heen te krijgen. Vervolgens trek je aan de twee stukken touw en hoop je dat de tak meegeeft. Zo wisten de studenten takken, bladeren en vruchten zoals de 'tropische komkommer' naar beneden te krijgen.
Improviseren met timelapses
In de tweede week kregen de studenten de opdracht om een eigen onderzoeksprojectje op te zetten, uit te voeren en te presenteren, natuurlijk met als onderwerp biodiversiteit. De docenten stonden paraat om vragen te beantwoorden.
Zelf zat Bouman ook niet stil. Er was genoeg materiaal om te verzamelen en referentiefoto’s om te maken. Ook kwam hij een bijzondere nachtbloeier tegen. ‘We zagen hem al de hele week in de knop hangen en we zaten maar te wachten. Hopelijk bloeit hij voordat we weggaan, dachten we.’ Toen vond een student ’s ochtends een deel van de plant op de grond en daaruit kwam het verlossende woord: dit is er een van het geslacht Barringtonia. ‘Met het kleine beetje wifi dat we hadden, hebben we een flora gedownload om een sleutel te hebben. Toen ontdekten we dat het een Barringtonia macrostachya was, die ’s nachts bloeit. Overdag zagen we alleen ronde knoppen, maar na het avondeten stond hij echt open.’ Met uv-licht maakte Bouman bijzondere nachtfoto’s van de plant, die erg populair was onder de studenten.
Ook ontstond het idee om een timelapse te maken. ‘Je moet improviseren,’ lacht Bouman. ‘De eerste avond dat we het probeerden, kregen we de GoPro niet aan de praat, want de student die die had meegenomen was toen op pad. Dus stond ik er twee uur naast met mijn eigen camera, die ik elke vijf minuten drie foto’s liet schieten.’ Gelukkig was de GoPro de volgende nacht wel klaar voor gebruik: aan de ene boom werd de GoPro getapet, aan een andere een hoofdlamp – in het regenwoud is het ’s nachts immers pikkedonker.
Vanwege de gekozen cookie-instellingen kunnen we deze video hier niet tonen.
Bekijk de video op de oorspronkelijke website ofWoudreuzen van 70 meter
Maar de lichtgevende nachtbloeier was nog niet eens het bijzonderste, als je het Bouman vraagt. Zijn hoogtepunt was de Octomeles sumatrana (Tetramelaceae-familie), een boom die misschien lokaal vrij algemeen is, maar die je weinig op afbeeldingen ziet. Deze reuzen kunnen wel 70 meter hoog worden.
Zulke grote bomen waren er nog niet in het gebied rondom het Danau Girang Veldstation, maar wel in het natuurpark Sepilok, waar de groep op de laatste dag van de reis heen ging. Dat woud is minder verstoord en daardoor meer volwassen. De studenten konden daar over een loopbrug tussen de bomen lopen – halverwege de echte woudreuzen, waarvan van sommige wordt geschat dat ze zo’n 800 à 1000 jaar oud zijn.
‘We willen ook een ander type bos laten zien,’ zegt Bouman. ‘Zodat de studenten begrijpen dat wat ze hebben meegemaakt bij het Danau Girang Veldstation eigenlijk heel verstoord is. Sepilok is volwassener, bijna primair, en daardoor biodiverser: je vindt er veel meer verschillende soorten.’
Beeld: Roderick Bouman
Tekst: Emma Knapper