Overlijdensbericht August Cornelis (Joest) 't Hart
Op 17 september jl. overleed mr. August Cornelis (Joest) ’t Hart, tussen 1985 en 2002 hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan onze universiteit.

’t Hart werd op 30 maart 1940 in Amsterdam geboren. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Milaan. Na zijn afstuderen was hij rechterlijk ambtenaar in opleiding en daarna werkzaam als officier van justitie. ’t Hart promoveerde in 1980 aan de Katholieke Universiteit Leuven bij de rechtsfilosoof Jan Broekman op een proefschrift over de Italiaanse filosoof Giambattista Vico.
In 1976 trad ’t Hart in dienst van de Hogeschool van Tilburg (thans Tilburg University), waar hij aanvankelijk lector en vanaf 1978 hoogleraar straf- en strafprocesrecht was. Hij aanvaardde zijn lectoraat met de oratie Om het OM, een analyse van de positie van het Openbaar Ministerie (OM) in een moderne rechtsstaat. De oratie vestigde zijn reputatie als origineel denker over het OM op het snijvlak van straf(proces)recht en rechtsfilosofie.
’t Hart werd in 1985 hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden. Gedurende zijn Leidse jaren publiceerde hij verschillende boeken en verhandelingen, waaronder Recht als schild van Perseus (1991), Openbaar Ministerie en rechtshandhaving (1994) en Mensenwerk? Over rechtsbegrip en mensbeeld in het strafrecht van de democratische rechtsstaat (1995). Hij was ook lid van de redactie van Delikt en Delinkwent en annotator bij de Nederlandse Jurisprudentie. Verschillende invloedrijke annotaties werden gebundeld in De meerwaarde van het strafrecht (1997). Gedurende zijn Leidse jaren kwamen onder zijn begeleiding diverse proefschriften tot stand die duidelijke sporen van zijn leermeesterschap dragen.
In 1991 werd ’t Hart verkozen tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Voor zijn wetenschappelijk werk werd hij meermaals onderscheiden. Zo kreeg hij een eredoctoraat van de Vrije Universiteit Brussel (1999).
Zijn meest invloedrijke werk schreef hij samen met René Foqué: de klassieker Instrumentaliteit en rechtsbescherming (1990). Deze ideeënhistorische en grondslagentheoretische verhandeling over het straf(proces)recht heeft het denken over het strafrecht in een (post)moderne samenleving in het Nederlandse taalgebied blijvend gevormd. Vele generaties strafrechtswetenschappers, in Leiden en daarbuiten, putten tot op de dag van vandaag inspiratie uit dit boek.
Joest ’t Hart overleed in Leiden, op 85-jarige leeftijd.
Wij wensen zijn naasten veel sterkte bij dit verlies.