Stille rem op oorlog: inlichtingenexpert wijst op werkende wapenakkoorden
Wat hij precies moest verwachten, wist inlichtingenanalist William Lippert nog niet bij de start van zijn promotieonderzoek. Over het onderwerp was weinig bekend. Drie jaar later weet hij het zeker: conventionele wapenbeheersingsakkoorden zorgen voor vrede.
De Amerikaans-Iers-Vietnamese onderzoeker William Lippert heeft al een hele carrière achter de rug met 25 jaar ervaring als inlichtingenanalist bij Interpol en het Amerikaanse ministerie van Defensie als hij zich in Den Haag richt op academisch onderzoek.
Zijn jarenlange expertise in analyseren, schrijven en het verwerken van complexe informatie blijkt van grote waarde voor een onderzoeksgebied waar maar weinig mensen zich in hebben verdiept.
Hoe kwam je bij dit onderwerp? Het is nogal specifiek.
‘Eigenlijk begon het al in mijn jeugd. Toen ik een jaar of vijftien was, las ik Red Storm Rising van Tom Clancy, over een hypothetische Derde Wereldoorlog in Europa. Dat boek maakte enorme indruk. Het was de eerste keer dat ik las over moderne oorlogvoering en internationale veiligheid. Later raakte ik ook gefascineerd door strategiecomputerspellen waarin je de strijd tussen NAVO en het Warschaupact kon naspelen. Daaruit groeide de vraag: als er toen een oorlog was uitgebroken, wie had er gewonnen?’
En dat leidde tot je promotieonderzoek?
‘Ja. Ik wilde weten hoe je die vraag wetenschappelijk kunt benaderen. Uiteindelijk kwam ik uit bij arms control: het idee dat je door militaire evenwichten en afspraken te bestuderen kunt begrijpen hoe landen proberen te voorkomen dat één partij kan winnen – en dus dat er überhaupt geen oorlog uitbreekt. Mijn onderzoek richt zich op conventionele afspraken tussen rivalen die de kans op oorlog verkleinen en stabiliteit creëren. Ze verschillen van universele arms control - zoals het verbod op chemische wapens – en van non-proliferatieverdragen over kernwapens.’
Wat maakt jouw onderzoek uniek binnen dat veld?
‘Ik heb een dataset ontwikkeld van tientallen wapenbeheersingsafspraken en conflicten sinds 1918. Veel studies richten zich op één verdrag of één oorlog, maar ik heb juist verschillende gevallen vergeleken: van de beperkingen na de Eerste Wereldoorlog tot de Minsk-akkoorden van 2015. Daardoor kon ik patronen herkennen in hoe rivalen met elkaar omgaan. De overeenkomst bij succesvolle akkoorden: als geen van beide partijen strategische gebieden mag bewapenen, is er ook geen reden om ze aan te vallen.
Zelf kende ik bij de start van mijn onderzoek overigens alleen het CFE-verdrag, en ik ontdekte dat er veel meer werkzame vormen van wapenbeheersing zijn dan vaak wordt aangenomen. De titel van mijn proefschrift ‘The quest for peace’ kwam pas op het eind.’
Dus wapenbeheersing werkt wel degelijk.
‘Zeker. Het beeld is vaak te somber. Veel mensen denken dat conventionele arms control - zeker tussen NAVO en Rusland - niet meer functioneert. Maar er bestaan nog steeds verdragen die worden nageleefd, kijk naar Spitsbergen, de Åland-eilanden en de Turkse zeestraten. We horen er alleen weinig over, juist omdat ze werken. Pas als ze worden overtreden, halen ze het nieuws.’
Je benadrukt dat wapenbeheersing vaak geen keuze is. Wat bedoel je daarmee?
‘In Europa eindigt vrijwel elk conflict met een vorm van beperking: demilitarisering, bufferzones of wederzijdse limieten. Na de Eerste Wereldoorlog werd de grens tussen Bulgarije, Turkije en Griekenland gedemilitariseerd. En ondanks hun NAVO-lidmaatschap bestaan tussen Griekenland en Turkije nog steeds afspraken dat een aantal eilanden niet mag worden gemilitariseerd. Zulke mechanismen werken stabiliserend, ook al krijgen ze weinig aandacht.’
'Rusland had de militaire balans misschien acceptabel gevonden en Oekraïne niet binnengevallen'
Wat betekent dit allemaal voor de oorlog in Oekraïne?
‘Beleidsmakers moeten nú al nadenken over hoe de oorlog eindigt en welke vormen van conventionele wapenbeheersing daarna mogelijk zijn. In het verleden zagen we dat oorlogen soms eerder eindigden dan verwacht, waardoor men onvoorbereid was op onderhandelingen. Wie zich alleen focust op winnen, vergeet dat vrede behouden minstens zo belangrijk is.’
Je noemt de huidige situatie in Europa ‘ongekend’. Waarom?
‘Omdat we nu een oorlog hebben waarin een Europese grootmacht (Rusland) vecht tegen een niet-grootmacht (Oekraïne), terwijl andere grootmachten - de VS en EU-lidstaten - de verdediger steunen. Eerdere oorlogen waren óf tussen grootmachten, óf tussen kleinere staten. Daarom passen klassieke modellen maar deels. We zullen waarschijnlijk uitkomen op meerdere akkoorden in plaats van één groot verdrag.’
Je stelt dus dat het falen van conventionele arms control heeft bijgedragen aan deze oorlog.
‘Mijn theorie is dat als conventionele arms control in Europa beter had gefunctioneerd en was aangevuld met nieuwe afspraken, Rusland de militaire balans misschien acceptabel had gevonden en minder prikkels had gehad om Oekraïne binnen te vallen.’
Welke minder bekende akkoorden vielen op in de dataset?
‘De Turkse zeestraten zijn bijzonder. Turkije is NAVO-lid, maar voert een verdrag uit dat voor alle partijen geldt - en doet dat consequent, ook nu. Een ander voorbeeld is het Goedevrijdagakkoord van 1998. Dat legt feitelijke beperkingen op aan Britse veiligheidstroepen in Noord-Ierland en creëerde zelfs internationale commissies. Methodologisch voldoet het aan alle kenmerken van conventionele arms control, maar bijna niemand ziet het zo.’
Zie je een rode draad?
‘Ja: enorme variatie in vorm en timing, maar één doel: vrede stichten of bewaren. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar in de literatuur raakt die kern vaak ondergesneeuwd door techniek en cijfers. Conventionele arms control is geen luxe; het is een instrument om de prikkels tot oorlog weg te nemen.’
Wat is de belangrijkste conclusie?
‘Zelfs in tijden van spanning bestaan er nog afspraken die werken. Ze zijn vaak onzichtbaar, maar voorkomen escalatie. Uiteindelijk draait wapenbeheersing niet om het tellen van tanks of het besparen van geld, maar om het zoeken naar evenwicht - en daarmee naar vrede.’