Aya Ezawa onderscheiden voor vrijwilligerswerk Japans-Indische oorlogskinderen: ‘Toont het belang van verzoening’
Universitair docent Aya Ezawa heeft van de Japanse ambassade in Nederland een oorkonde van lof (Certificate of Commendment) ontvangen voor haar inspanningen gericht op verzoening tussen Nederland en Japan, met name door steun te bieden aan Japans-Indische oorlogskinderen. Als lid van de Stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost heeft zij bijgedragen aan zoekacties naar biologische vaders en ontmoetingen met families in Japan.
Ezawa ontmoette in 2008 voor het eerst Japans-Indische nakomelingen, toen zij een lezing gaf voor Japans-Nederlandse gezinnen over de identiteit van hun kinderen. In de zaal zaten niet alleen de jonge gezinnen die ze had verwacht, maar ook gepensioneerden, die tussen 1944 en 1946, tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, waren geboren uit een verhouding van een Indische moeder met een Japanse vader. Hun vragen over identiteit en afkomst waren van een heel andere orde dan die van jonge kinderen in de 21e eeuw.
Moeilijke positie
De moeders van deze oorlogskinderen waren vaak zogenaamde ‘buitenkampers’: mensen met een Indische achtergrond die niet werden opgesloten in een interneringskamp. De Japanse vaders hadden vaak functies waardoor zij met de algemene bevolking en dus ook deze Indische vrouwen in contact kwamen, bijvoorbeeld doordat zij in de transport- of administratieve sector werkten. ‘Soms ontstonden uit dit contact liefdesrelaties’, vertelt Ezawa. ‘Er zijn gevallen bekend waarin stellen na de oorlog samen naar Japan vertrokken.’
De kinderen die na de Japanse capitulatie met hun moeder in de Nederlands-Indische gemeenschap verbleven, hadden een moeilijke positie, gezien de pijn en het verlies dat hun gemeenschap had geleden door de Japanse bezetting. Ezawa: ‘De meeste van deze oorlogskinderen wisten decennialang niet van hun Japanse afkomst en groeiden op met een wreed beeld van Japanners. Voor velen was het dan ook schokkend om te horen dat de vader met wie zij waren opgegroeid een stiefvader was, en hun biologische vader een Japanner was.’
Begeleiding van zoektocht
Ezawa besloot onderzoek te doen naar deze Japans-Indische nakomelingen om hun ervaringen beter te begrijpen en te belichten. Daarnaast richtte een groep Japanse vrouwen in Nederland, onder wie Ezawa, in 2016 de Stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost op. ‘Het doel van de stichting was tweeledig’, vertelt Ezawa. ‘Aan de ene kant heeft Japan een ontzettend uitgebreide administratie gevoerd over burgers en soldaten die in Nederlands-Indische interneringskampen terecht zijn gekomen. De interneringskaarten met informatie zoals verblijfsplaats, maar ook ziekte en datum van overlijden zijn beschikbaar in het Nationaal Archief, maar omdat ze in het Japans waren, was de informatie niet toegankelijk voor nabestaanden. De Stichting heeft vertalingen beschikbaar gesteld, zodat mensen konden achterhalen wat er met hun familielid was gebeurd.’
Het tweede doel van de stichting was het begeleiden van zoekacties naar Japanse vaders. Ezawa: ‘Er leven veel vragen bij oorlogskinderen: wie was hij? Lijk ik op mijn vader? Heeft hij aan mij gedacht? Gezien het negatieve beeld van Japan in de oorlog, leeft er een sterke behoefte om meer te weten over Japan en Japanners, en een ander narratief over de oorlog en het Japans zijn te kunnen vertellen.’
Uiteindelijk heeft de stichting in zes gevallen de familie kunnen traceren. ‘Met name de ontmoetingen met familieleden waren ontzettend emotioneel,’ zegt Ezawa. ‘Het was niet alleen het einde van een lange zoektocht, maar ook een erkenning: dat Japans zijn niet ‘fout’ is, en dat er familie in Japan is die je respecteert en waardeert.’
Erkenning
De oorkonde van de Japanse ambassade geeft erkenning voor wat er is gebeurd, en het belang van activiteiten die bijdragen aan verwerking en verzoening, denkt Ezawa. ‘Oorlogstrauma’s kunnen ook nog na twee generaties effect hebben op het gezinsleven en de gemeenschap. Door mijn onderzoek probeer ik de ervaringen van oorlogskinderen op te tekenen en zichtbaar te maken, en inzichtelijk te maken hoe een ander narratief, en erkenning positief kunnen bijdragen aan het verwerken van het oorlogsverleden. Dit zal ook voor toekomstige generaties een belangrijk vraagstuk blijven.’