Universiteit Leiden

nl en

De dag van Jasper

Jasper Knoester is de decaan van de Faculteit Wiskunde & Natuurwetenschappen. Hoe gaat het met hem, wat doet hij precies en hoe ziet zijn dag eruit? In elke nieuwsbrief geeft Jasper een inkijkje in zijn leven.

Donderdag 15 juni

‘Om 10 voor 8 sta ik met ongeveer 40 andere stafleden en studenten van de universiteit bij het busstation in Leiden. Een enkeling met een koffertje, de meesten met een rugzak. Er heerst het gevoel van een schoolreisje en het warme weer versterkt dat. De bestemming is Soesterberg, waar we de jaarlijkse tweedaagse strategische conferentie van de universiteit hebben, met tegen de 100 aanwezigen: bestuurders, directeuren, bureaustaf en student-assessoren. De vertrektijd van 8 uur brengt ons al snel in verkeer dat zich met een slakkengang naar de A12 beweegt en ook daar duurt het even voor we echt snelheid maken. Voordeel is dat het royaal de tijd geeft om uitgebreid te praten met collega Julia Cramer (LION en IBL), over werk, gezin, loopbaan en nog veel meer. Een mooi bijkomend voordeel van dit soort reisjes.

In het mooi gelegen congrescentrum Kontakt der Kontinenten starten we om 10 uur met het programma. De eerste dag staat geheel in het teken van internationalisering van de universiteit, een onderwerp dat op dit moment warme politiek-maatschappelijke belangstelling heeft. Het toeval wil dat vanmiddag het Tweede Kamerdebat over dit onderwerp zal plaatsvinden, met als belangrijk onderwerp de instroom van buitenlandse studenten in het Nederlandse hoger onderwijs en de taalkeuze van onze opleidingen.

‘Voor mij is een universiteit per definitie internationaal’

Collegevoorzitter Annetje Ottow trapt af met een mooie positieve inleiding. Ze zet de plaats en het belang van internationalisering goed neer en schetst de ingewikkelde context waarin Nederlandse universiteiten op dit moment internationaal opereren. Ik mag daarna samen met een van de assessoren vanuit eigen ervaringen hierop reflecteren.

Voor mij is een universiteit per definitie internationaal. Vrijwel iedere onderzoeker heeft samenwerkingen in het buitenland, ik denk dat internationale uitwisseling een enorme boost geeft aan studenten en vind de horizonverbreding die resulteert uit een (tijdelijke) baan in het buitenland enorm belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van wetenschappers en de ontwikkeling van de organisatie. Faciliteren van samenwerkingsverbanden voor onderwijs en onderzoek staat daarom hoog op mijn lijstje. Voor de toekomst van ons land denk ik bovendien dat het belangrijk is dat we voldoende buitenlandse studenten opleiden in bèta- en ingenieurswetenschappen en dat we een goede fractie van die studenten aan ons land kunnen binden.

Naast dit alles vind ik academic diplomacy, het bijdragen vanuit de academie aan goede contacten tussen landen en culturen, van niet te overschatten belang. Ik hoop dan ook dat we erin slagen in deze tijd van bezorgde geluiden over buitenlandse studenteninstroom en mogelijke kennislekken naar andere landen, de internationale contacten in de wetenschap zo open mogelijk te houden.

Na onze bijdrages volgt een geanimeerde discussie. Ook de activiteiten van de verdere dag kenmerken zich door grote betrokkenheid, open gesprekken en veel plezier, zoals het bij schoolreisjes hoort. Het Lagerhuisdebat over allerlei onderwerpen rond internationalisering - zoals hoeveel vinden we nu eigenlijk dat we nog mogen vliegen? – is een spektakel. De fietstocht aan het eind van de middag is ook een mooie gelegenheid om links en rechts mensen te spreken.  Collega’s beter leren kennen, veel samen lachen en goede gesprekken: dat alles maakt zo’n reisje tot iets dat het belang van het onderwerp van de dag ver overstijgt!

Tijdens het heerlijke diner sijpelt het nieuws door dat het kamerdebat over internationalisering helaas nieuwe barrières lijkt te gaan opwerpen voor ons. Het leidt tot opgewonden gesprekken bij het dessert en de koffie. Verschillende nieuwsberichten spreken elkaar echter nog flink tegen en we beseffen dat het vanavond niet tot een helder beeld zal komen.

Rond elf uur rond ik per e-mail nog wat lopende zaken af, waarna het tijd wordt om te slapen. Niet op een grote slaapzaal gelukkig, maar gewoon in een kleine hotelkamer. Ik heb veel fijne collega’s, maar hier houdt de gelijkenis met een schoolreisje gelukkig echt op!’

 

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.