Best friends forever? Hoe een jongerenbrein reageert op goede vrienden
Sommige jongeren hebben tijdens de adolescentie stabiele beste vriendschappen, anderen wisselen juist vaak van beste vriend. Psycholoog Lisa Schreuders onderzocht hun hersenen, en publiceert erover met Berna Güroğlu en collega’s in Nature Communications. ‘Het lijkt erop dat vriendschappen in je jongere jaren gevolgen kunnen hebben voor je latere vriendschappen.’
‘Er gebeurt heel veel op sociaal vlak in de adolescentie’, vertelt ontwikkelingspsycholoog Lisa Schreuders. ‘Vriendschappen worden intiemer, de aard van die vriendschappen verandert. Zijn er verschillende ontwikkelingstrajecten te ontdekken vanuit neurowetenschappelijk perspectief? Of met andere woorden: hoe reageren de hersenen van jongeren met stabiele beste vriendschappen anders dan van jongeren met instabiele beste vriendschappen?’
Hersenactiviteit
De focus van het onderzoek van Schreuders lag op een specifieke hersenkern, het ventraal striatum. Dat hersengebied reageert sterk op beloningen, bijvoorbeeld bij het winnen van een spel, maar ook op iets dat je gewoon leuk vindt, zoals je favoriete muziek beluisteren. Voor Schreuders onderzoek hebben jongeren drie keer binnen vier jaar een spel gespeeld. Wanneer jongeren met een stabiele beste vriendschap bij een spel geld winnen voor hun beste vriend, neemt de activiteit in dat ventraal striatum gedurende de adolescentie eerst toe en daarna af in de ontwikkelingsfase van 8 tot 30 jaar. Die curve zien we niet terug bij adolescenten zonder stabiele beste vriendschap.
Vriendschapsband
Volgens Schreuders neemt de focus gedurende de adolescentie op stabiele vriendschappen toe en worden beste vrienden als belangrijker ervaren. ‘Aan het begin van de ontwikkeling is het eerst belangrijker om aan je sociale netwerk te werken en een grotere groep jongeren om je heen te verzamelen. Als je iets verder bent in de adolescentie, neemt de behoefte aan een stabiele beste vriend toe. Daarnaast zien we ook dat de stabiliteit van de vriendschap samenhangt met de band tussen vrienden. Bij de groep met stabiele beste vriendschappen blijft die band met je beste vriend goed gedurende de gehele adolescentie. Bij de groep met instabiele beste vriendschappen wordt die band met nieuwe beste vrienden minder, naarmate ze ouder worden. Het lijkt erop dat de soort vriendschappen in je jongere jaren gevolgen heeft voor je latere vriendschappen.’
Kwaliteit
Aan het begin van het onderzoek is aan de jongeren gevraagd: ‘Wie is je beste vriend? Daarvoor ga je nu geld winnen.’ Daarna hebben de jongeren een vragenlijst ingevuld over de kwaliteit van vriendschap. Daarbij gaat het in de groep met stabiele beste vriendschappen steeds over dezelfde persoon, maar bij de groep waarin de beste vriendschappen steeds wisselen, telkens over een ander. Volgens Güroğlu is de neurale activiteit die je meet in de hersenen dan ook eigenlijk een persoonlijk kenmerk van een jongere. ‘Van een jongere met een stabiele beste vriendschap is de ontwikkeling in het patroon van hersenactiviteit anders dan van een jongere die dat niet heeft. We zien op hersenniveau dat de jongeren anders reageren en we zien ook wel kwaliteitsverschillen in vriendschap tussen de twee groepen.’
‘Braintime – Hersenen in de groei’
Gedurende een aantal jaren is een hele grote groep jongeren in een brede leeftijdsrange gevolgd en op diverse tijdspunten gemeten. Bij de start van het onderzoek was de jongste 8 jaar en aan het eind de oudste 30 jaar. Het promotieonderzoek van Lisa Schreuders met promotors Berna Güroğlu en Eveline Crone maakte deel uit van dit grote Leidse Braintimeproject dat inmiddels is afgerond. Lisa Schreuders werkt nu als postdoc bij de VU in Amsterdam.
Vriendschap in coronatijd
Schreuders kan zich voorstellen dat een stabiele vriendschap een bijzonder soort vriendschap is, die extra inspanning vereist in het onderhouden van de relatie. ‘Dat kan moeilijker zijn in deze coronatijd.’ Güroğlu denkt dat het anders zal zijn voor mensen die in staat zijn een beste vriendschap te onderhouden dan voor mensen die sowieso moeite hebben om hun beste vriend te behouden. ‘Die zullen er anders mee omgaan in deze moeilijkere tijden.’ Schreuders benadrukt dat het een beschrijvende studie is, waarmee je niet kan zeggen wat beter is, maar wel wat anders is. ‘We hebben een typisch ontwikkelende groep jongeren onderzocht die er allemaal in slaagden een beste vriendschap aan te gaan. De resultaten helpen ons begrijpen hoe vriendschappen tijdens de adolescentie veranderen.’
Nature Communicatons
Elisabeth Schreuders, Barbara R. Braams, Eveline A. Crone & Berna Güroğlu: Friendship stability in adolescence is associated with ventral striatum responses to vicarious rewards