‘De Pieterskerk is altijd bepalend geweest voor de Leidse identiteit’
Ward Hoskens begon tien jaar geleden als stagiair bij een van Leidens meest beeldbepalende gebouwen: de Pieterskerk. Nu promoveert hij op de vraag hoe de functie van deze ‘kerk die geen kerk meer is’ in de afgelopen eeuwen veranderde.
Wanneer het over erfgoed gaat, ligt de nadruk vaak op de bouw- of kunstgeschiedenis. Hoskens wilde dat anders aanpakken. Naast het gebouw moesten ook het gebruik en de cultuurhistorische ontwikkeling centraal staan. En dus niet op één moment in de geschiedenis, maar met een blik over de langere termijn. ‘Ik wil het idee nuanceren dat je in de geschiedenis vooral moet denken in breuken’, legt Hoskens uit. ‘Erfgoed is eigenlijk constant in beweging. Ik wil die permanente ontwikkeling laten zien in mijn onderzoek.’
Desondanks begint Hoskens zijn onderzoek op een onderscheidend moment: de Bataafse Revolutie van 1795. Onder het mom van ‘liberté, egalité, fraternité’ ontdeden de Bataven de kerk van alle adellijke symbolen. Wapenschilden verdwenen van pilaren en grafzerken, het stadsbestuur en hoogwaardigheidsbekleders raakten hun eigen stoelen kwijt. ‘Dat is een breuk’, geeft Hoskens toe, ‘maar het is ook het punt waarop mensen zich realiseren dat er misschien wel erg veel verloren gaat. Ze gaan zichzelf de vraag stellen wat er eigenlijk behouden moet worden. Op dat moment komen er zaken in beweging, die ook nu nog vaak bepalen hoe wij de Pieterskerk zien. Daarnaast stonden de gebeurtenissen in 1795 natuurlijk ook niet op zichzelf.’
Gebruik of behoud?
Een van de zaken die in beweging komen, is de nog steeds voortdurende discussie over de betekenis van het gebouw. Hoskens: ‘We zien in feite nog steeds twee stromingen: voor de een is de Pieterskerk een monument dat behouden moet worden zoals het is, voor de ander is het vooral een plek die in gebruik moet zijn. Als je de Pieterskerk niet gebruikt, kun je hem niet behouden, zo simpel is het. Maar als je alles toestaat, kun je het behoud ook niet garanderen.’
Juist bij de Pieterskerk kan een dergelijk meningsverschil hoog oplopen, omdat het monument belangrijk is voor de geschiedenis en de identiteit van Leiden. ‘Niet om andere historische gebouwen tekort te willen doen, maar als mensen een verhouding met de geschiedenis zoeken, kijken – en keken – ze in Leiden vaak naar de Pieterskerk’, zegt Hoskens. ‘Juist omdat het de hoofdkerk van Leiden was, zijn er allerlei verhalen over nationale en lokale identiteit aan verbonden geraakt. Neem bijvoorbeeld de bijnaam ‘Sleutelstad’. Die komt voort uit de sleutels van Sint Pieter, de naamgever van de kerk. Tegelijkertijd zie je dat de maatschappij verandert. Het gebruik van de kerk moet daardoor ook evolueren, anders verdwijnt het nut en daarmee ook de functie als gemeenschappelijk referentiekader.’
Kippen in de kerk
Een in het oog springende periode waarin de Pieterskerk meeveranderde met de maatschappij, zijn de jaren zeventig, wanneer de hervormde gemeente de kerk afstoot en de discussie wat er met het gebouw moet gebeuren opspeelt. ‘In 1970 had een aantal studenten de opdracht gekregen om een academisch lustrumcongres in de Pieterskerk te organiseren’, vertelt Hoskens. ‘Zij hebben de hele kerk toen volgehangen met spandoeken en volgezet met enorme kunstinstallaties. Het hek rond het monument voor Boerhaave werd zelfs gebruikt om een kippenhok te creëren.’
Het bleek al snel dat er voor deze aanpak weinig draagvlak was. ‘Die kippen waren zo’n absurd idee, daarvan kun je meteen zeggen dat die nooit meer zullen terugkomen’, zegt Hoskens, die ook werkt als conservator van de Pieterskerk. ‘Tegelijkertijd zie je dat bij de stichting die het beheer van de Pieterskerk overneemt al snel een democratiseringsgedachte ontstaat. Welke vragen leven er in de samenleving en hoe kunnen we dat faciliteren?’
Het onzichtbare zichtbaar maken
Hoskens’ proefschrift biedt ook inspiratie genoeg voor antwoorden op die vraag. ‘We zijn nu bijvoorbeeld bezig om meer aandacht te geven aan wat we “onzichtbare geschiedenis” noemen. Zo is er heel lang opvallend weinig aandacht geweest voor het koloniale en slavernijverleden, vrouwengeschiedenis of sociale geschiedenis. Die zijn allemaal intrinsiek verbonden met het monument. Als je die historische verhalen kan laten zien op een plek die zo’n belangrijke markering is van de Leidse identiteit, is dat natuurlijk heel krachtig. Sowieso hebben vergeten historische verhalen over het algemeen vaak meer te vertellen over de ontwikkeling van cultureel erfgoed dan mensen verwachten.’