Universiteit Leiden

nl en

Uit de hypernerveuze samenleving? ‘Tijd om stil te staan bij wat onze menselijke basisbehoeften zijn’

Op de rem! Dat adviseert de Raad van Volksgezondheid en Samenleving in een recent adviesrapport. Het leven in een individuele prestatiemaatschappij zet de mentale gezondheid van Nederlanders onder druk, betoogt de raad. Acht psychologen over hoe te vertragen en verbinden.

‘Je zou geen mindfulness-certificaat nodig moeten hebben om het leven aan te kunnen,’ zegt psychiater Floortje Scheepers in een interview in NRC. Scheepers schreef mee aan het adviesrapport Op de rem! - voorbij de hypernerveuze samenleving van de Raad van Volksgezondheid en Samenleving, verschenen op 29 september en sindsdien veelbesproken thema op kantoren en aan de keuken-, en talkshowtafels.

Volgens de onderzoekers van het rapport ligt de verantwoordelijkheid om weerbaarder en stressbestendig te worden onterecht bij het individu, en zijn er grote maatschappelijke en culturele veranderingen nodig om collectief mentaal gezonder te worden. Het devies: vertraging, verbinding en verscheidenheid. Maar hoe ziet dat er precies uit? En hoe kan kennis uit de psychologie bijdragen aan die maatschappelijke verandering?

'Het is net alsof mens-zijn zelf niet al voldoende is'

'We leven in een tijd waarin we constant worden geconfronteerd met dat alles kán. Ik zie zowel bij mijn studenten als cliënten dat zij zich overweldigd voelen door het aantal mogelijkheden op ieder gebied. Zij werken zich een slag in de rondte om alle ballen hoog te houden. Dat alles kán, lijkt het gevoel te geven dat alles moét. Met als gevolg dat we een leven leiden waarin we constant het gevoel hebben tekort te schieten.

We mogen terug van human do-ing naar human be-ing. Onze maatschappij is er zo op ingericht dat we vooral heel sterk worden aangemoedigd om ‘de beste versie van onszelf te zijn’. Voorwaardelijke liefde. Het is net alsof ‘mens-zijn’ zelf niet al voldoende is. We leven in een ‘pas als ik ... heb/doe, dan ben ik goed genoeg’. In die zoektocht naar goed genoeg zijn rennen we onszelf voorbij. En zien we klachten als boosdoeners in plaats van boodschappers.

De hele dag worden we geprikkeld door onze mobiel. Zonder dat we leren omgaan met stilte. Met onze eigen binnenwereld. Met gevoelens van onzekerheid en pijn. Met het maken van keuzes. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat ons kostbaarste bezit onze aandacht is. Onze aanwezigheid in het nu, want het leven speelt zich steeds in het nú af. Voor je het weet heb je je door je leven gehaast zonder het écht te ervaren. Dat ervaren kunnen we pas als we vertragen. Als we één ding tegelijk doen. Als we tijd nemen om onze binnenwereld te leren kennen, zodat onbewuste patronen niet ons leven blijven dirigeren.

Wanneer we verbinding maken met onszelf, kunnen we van daaruit verbinden met de mensen om ons heen. Hallo zeggen tegen een voorbijganger. Een praatje aanknopen in de trein. Kwetsbaar durven zijn tegen vrienden en geliefden. Dan zien we dat we stiekem allemaal ontzettend op elkaar lijken. En allemaal ons best doen. En kunnen we elkaar herinneren dat dat goed genoeg is.'
Jolie Fraiquin, docent Psychologie & holistisch psycholoog 

'Mensen kunnen wel sneller willen, maar we hebben aanwijzigingen dat ons lichaam moeite heeft dit bij te houden'

'In ons onderzoek richten we ons niet specifiek op mentale gezondheid, maar op leefstijl, en dan met name eetgedrag. Toch passen de observaties en aanbevelingen uit het rapport goed bij onze eigen bevindingen.

Ook binnen leefstijlonderzoek ligt nog veel nadruk op gedragsverandering van het individu om gezonder te eten, terwijl er minder aandacht is voor de invloed van de sociale en maatschappelijke context.  

Wij richten ons juist op die context: we bekijken niet alleen af wat mensen eten, maar ook hoe ze dat doen. Zo blijkt keer op keer dat mensen in het overgrote deel van hun eet -en drinkmomenten tegelijkertijd met iets anders bezig zijn. We zien dat ze hierdoor minder proeven, hun motivatie om te eten minder reageert op verzadiging, en dat ze op een later moment sneller weer (en meer) gaan eten. Ook zien we een positieve samenhang tussen afgeleid eetgedrag en BMI. 

Je kunt je afvragen waarom mensen minder tijd en aandacht aan hun eten besteden: komt dat door de voortdurende digitale prikkels? Of doordat eten steeds meer als iets functioneels wordt gezien om te kunnen presteren, in plaats van een moment om te genieten en te vertragen? Mensen kunnen wel sneller en meer willen, en dit ook denken te kunnen, maar we hebben aanwijzingen dat ons lichaam moeite heeft dit bij te houden.

Tot slot zien wij de waarde van de aanbeveling om ruimte te maken voor vertraging en verbinding. We zien namelijk dat niet iedere afleiding even nadelig uitwerkt, een uitzondering is bijvoorbeeld praten met anderen. Als je samen eet maak je hier vaker een moment van waar je meer tijd voor neemt, en is de kans groter dat je aan tafel zit met een zelfbereide maaltijd.'
Lotte van Dillen, professor Sociale Psychologie, en Marina Hanssen, promovendus Sociale, Economische en Organisatiepsychologie 

‘In een samenleving vol prikkels zijn we soms wandelende hoofden geworden’

‘Het rapport benadrukt terecht dat de mentale gezondheid van Nederlanders onder druk staat. Wetenschappelijk onderzoek, waaronder mijn eigen onderzoek, toont overtuigend aan dat voldoende lichaamsbeweging, met name in de vrije tijd, mentale klachten kan helpen voorkomen en verminderen.

Vertraging, verbinding en verscheidenheid zijn volgens de schrijvers van het rapport de kernwaarden voor het versterken van mentale volksgezondheid. Lichaamsbeweging sluit hier naadloos op aan. Hoewel het lichaam versnelt, ontstaat er mentaal juist vertraging: ruimte voor reflectie, rust en creativiteit. In een samenleving vol prikkels, waarin we vaak zittend functioneren, zijn we soms ‘wandelende hoofden’ geworden. Beweging helpt ons om grip te krijgen op die overprikkeling.

Daarnaast bevordert samen bewegen sociale verbinding en biedt het ruimte voor verscheidenheid, of het nu gaat om een wandeling met een vriend, sporten in verenigingsverband, of trainen in een sportschool met gelijkgestemden.

Tegelijkertijd ben ik het eens met het rapport dat een structurele aanpak van mentale volksgezondheid noodzakelijk is. Bij structurele problemen zoals woningnood, baanonzekerheid, slechte werkomstandigheden of mantelzorgdruk is beweging slechts een pleister op de wonde. Ook als we kijken naar bewegen leggen we de verantwoordelijkheid voor bewegen te vaak bij het individu, terwijl de omgeving hierin ook heel bepalend is. Denk aan veilige wijken, voldoende gymlessen op school, groene ruimtes en een cultuur waarin niet zitten, maar bewegen de norm is.’
Juriena de Vries, universitair docent Gezondheids-, Medische en Neuropsychologie

‘Wat moeten we nu echt willen?’

‘We zijn op van de zenuwen. Overprikkeld, uitgeput door het vele “moeten” en “wel nu”, aldus het adviesrapport van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS). Het is tijd om op de rem te trappen. Maar “op de rem trappen” – wat is dat eigenlijk? Vanuit mijn onderzoek naar stress voeg ik graag een inzicht toe.

We weten namelijk uit onderzoek bij andere diersoorten dat er voor het remmen van de stressreactie meer nodig is dan het wegnemen van dreiging, druk en gevaar. Zelfs als er geen roofdieren in de buurt zijn, raken dieren gestrest als ze hun vleugels niet kunnen wassen (om snel weg te kunnen vliegen), als er geen schuilplaats in de buurt is (om te kunnen verstoppen) en zelfs als ze ‘niet gewoon kunnen doen wat ze normaal gesproken doen’ (klimmen, klauteren of wroeten in de aarde). Dieren hebben dus een bepaalde leefomgeving nodig om helemaal tot rust te komen, om de rem aan te trekken. We hebben het dan over ‘non-negotiable needs’ – basisbehoeften van diersoorten, die vervuld moeten worden om het welbevinden van dieren te verbeteren. Op basis hiervan wordt geprobeerd dierenwelzijn van dieren in gevangenschap te verbeteren.

Uit het rapport doemt het beeld op van de geïndividualiseerde mens, eenzaam gevangen, als een “rat in a cage”, elkaar uitdagend tot een doodvermoeiende ‘rat race’. Tijd dus om te vertragen en stil te staan bij wat onze menselijke basisbehoeften zijn. Wat ‘moeten’ we nu echt willen?

De literatuur levert vooralsnog een versplinterd beeld op. Wat je vaak leest: je verbonden voelen met andere mensen (wat ook in het RVS rapport wordt benoemd), je autonoom en je competent voelen. Ook de piramide van Maslow wordt er vaak bijgehaald, met onder andere de behoefte aan voedsel en een dak boven je hoofd. Of het werk van neurowetenschapper Jaak Panksepp waarin bijvoorbeeld de behoefte aan spelen, je omgeving verkennen en te zorgen voor anderen benoemd worden. Ik mis hierin echter welke behoeftes die er liggen in leefomgeving en benadrukte met collega’s daarom ook de behoefte aan een natuurlijke, groene omgeving – daarvan weten we ook dat het de stressreactie dempt. Kortom, ik denk dat het tijd is dat wetenschappers van die verschillende onderzoekslijnen zich gaan verbinden, zich buigen over wat mensenwelzijn nu precies is, om uiteindelijk beleidsmakers te helpen om door de bomen het bos weer te gaan zien.’
Bart Verkuil, universitair hoofddocent Klinische Psychologie

'Bezoek plekken die vriendelijk zijn voor vaak verwaarloosde hersennetwerken’

‘Veel krachten duwen of trekken wetenschappelijk personeel in een ratrace. Om hiermee om te gaan, raad ik aan om aandacht te besteden aan je locus of control. Wees je bewust van de controle die je wél hebt, in plaats van alles wat je overkomt als onvermijdelijk te beschouwen. Deze werkplek biedt behoorlijk wat vrijheid om je dagelijkse leven vorm te geven en tot rust te komen. Maak daar gebruik van. Durf te dagdromen. Neem de tijd voor lunch, koffie, enzovoort.

Wat fysieke ruimte betreft: een wandeling buiten is een uitstekende manier om je hoofd leeg te maken. Maak er een gewoonte van om plekken te bezoeken die vriendelijk zijn voor de vaak verwaarloosde hersennetwerken: of dat nu een stilte- of gebedsruimte is, je oude vertrouwde bank, of de gezellige ‘woonkamer’ van de afdeling.

De administratieve last kan veel van je aandacht opeisen en lijkt soms moeilijk te verminderen, maar vergeet niet dat we verschillende commissies hebben die kunnen helpen om onze manier van werken te versoepelen.

Een deel van de druk komt van buitenaf: van de samenleving, leidinggevenden of sociale media, maar ook een deel van binnenuit. Houd je ambities en verantwoordelijkheidsgevoel gezond en realistisch. Als je je onder druk gezet voelt, bespreek dit dan met je leidinggevende(n). Het moet altijd mogelijk zijn om een duurzame balans te vinden tussen werk, privéleven en mentale gezondheid.’
Guido Band, universitair hoofddocent Cognitieve Psychologie

'Laten we sociale en systemische verbindingen versterken'

‘Het recente ‘Op de rem-rapport’ van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) benadrukt dat mentale klachten zoals stress, prestatiedruk, depressie, en burn-out niet alleen een individuele verantwoordelijkheid zijn. Opvallend en belangrijk is dat, zoals in een Trouw-artikel stond in de reactie op het rapport, ook ‘sociale angsten’ in dit lijstje stond— een probleem dat bij jongeren veel voorkomt (denk bijvoorbeeld aan de toename van belangst). Het rapport pleit er onder anderen voor om meer te richten op en ruimte te geven aan verbinding.  

Als onderzoeker van sociale angst zie ik twee cruciale vormen van verbinding die jongeren kunnen helpen:

Verbinding met anderen: Jongeren met sociale angst vermijden vaak groepen, terwijl juist groepsinterventies bewezen effectief zijn. In mijn eigen studies zien we dat jongeren in groepsverband sociale situaties met meer zelfvertrouwen leren aangaan, en hun angst afneemt. Door samen te oefenen, ervaringen te delen en elkaar te steunen, groeit hun gevoel van verbondenheid én zelfvertrouwen om sociale situaties aan te gaan.

Verbinding tussen onderwijs en jeugdzorg: Scholen kunnen een sleutelrol spelen in vroege signalering en doorverwijzing van angst en stressproblematiek. Uit eigen onderzoek bleek dat wanneer docenten goed getraind zijn en direct kunnen schakelen met hulpverlening, jongeren sneller en effectiever geholpen worden. Zo voorkomen we escalatie, zoals schooluitval of bijkomende psychische klachten. Daarnaast is het belangrijk dat jongeren zelf een stem krijgen in welke hulp ze nodig hebben en dat scholen worden ondersteund bij het kiezen van bewezen effectieve groepsinterventies.

Laten we de verbinding versterken — tussen jongeren onderling én tussen onderwijs en jeugdzorg. Om dat te bereiken is meer kennis nodig. We hebben onderzoek nodig dat blootlegt wat werkt, voor wie, en onder welke omstandigheden. Dit vraagt om nauwe samenwerking tussen wetenschap en praktijk, met voldoende financiële steun om effectieve (preventieve) interventies te ontwikkelen.

Wil je op dit vlak samen optrekken? Stuur me dan vooral een bericht via ACMiers@FSW.leidenuniv.nl.
Anne Miers, universitair hoofddocent Ontwikkelings-, en Onderwijspsychologie 

‘Focus op individualisme en prestatie liggen ook aan de basis van de planetaire chaos waarin we terecht zijn gekomen’

‘Dit rapport raakt precies de kern. De onderzoekers beschrijven niet alleen de symptomen, maar verbinden deze met diepere waarden: onze focus op individualisme, competitie, prestatie en voortdurende (economische) groei. Deze waarden beïnvloeden niet alleen onze mentale gezondheid en sociale duurzaamheid, zoals in het rapport wordt beschreven, maar liggen ook aan de basis van de planetaire chaos waarin we terecht zijn gekomen. Ik vraag me af of de auteurs, als ze nog een niveau dieper waren gegaan, mentale gezondheid en sociale duurzaamheid ook hadden verbonden met het bredere vraagstuk van duurzaam leven op een eindige planeet.

Het belangrijkste: het hoeft niet zo te zijn. We doen grotendeels onzelf en de ander aan. Zoals David Graeber opmerkte: ‘The ultimate, hidden truth of the world is that it is something that we make, and could just as easily make differently.’ Ik merk dat praten over onze waarden en handelingsruimte vaak bevrijdend werkt, en kan leiden tot nieuwe gewoontes en een mindset die helpt om problemen aan te pakken. Zowel op individueel als op systemisch niveau.

Dus wat kunnen we doen als wetenschappers? Onze universiteiten erven veel van de problemen en uitdagingen van bredere maatschappelijke trends – we zijn tenslotte maar een klein onderdeel van de samenleving. Daarbovenop komen kwesties en mogelijke oplossingen die specifiek zijn voor de academische wereld (zoals de ‘publish or perish’-cultuur). Ik heb eerder geschreven over hoe veel problemen in de academische wereld meer met elkaar verbonden zijn dan ze lijken: het niet kunnen behouden van een gezonde werk-privébalans of het niet vrijuit durven spreken binnen een afdeling belemmert ook creatieve, open en relevante wetenschap. Als je niet weet waar te beginnen, kun je bijvoorbeeld denken aan een journal club of workshop rond dit thema.

Het boek The Slow Professor van Berg & Seeber past principes uit de Slow-beweging toe op het academische leven en leidde tot levendige discussies tijdens een recente boekenclub die we organiseerden met de Jonge Akademie Leiden (zie de discussievragen hier). Geïnspireerd door dit boek organiseer ik bijvoorbeeld meerdere schrijfwijken per jaar, plan ik vaste momenten op de dag waarop ik e-mail en sociale media blokkeer, en maak ik vaak wandelingen met collega’s om te praten en ideeën uit te wisselen. Ook heb ik geleerd mijn werk heel serieus te nemen, maar mezelf een stuk minder.

Als je interesse hebt in verdere (langzame) lectuur en reflectie over deze thema’s, kan ik de boeken Saving Time van Jenny Odell, Four Thousand Weeks van Oliver Burkeman en Thinking in Systems van Donella Meadows van harte aanbevelen. En nodig me gerust uit voor een langzame wandeling om over deze ideeën door te praten!’
Anne Urai, universitair docent Cognitieve Psychologie 

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.